door onze redactie, 2 februari 2001
Door de Tweede Kamer zijn vragen gesteld naar aanleiding van het artikel van TNO over verminderde schermwerking van geluidschermen. Mede namens de minister van VROM gaf mevrouw Netelenbos in haar brief van 31 januari 2001 de volgende antwoorden:
Vraag: Luidt de conclusie van het TNO-onderzoek dat geluidsschermen veel minder geluid tegenhouden dan tot op heden wordt verondersteld? Onderschrijft u deze conclusie? Welke consequenties hebben deze conclusies voor uw beleid?
Antwoord: Nee, zo luidt de conclusie niet. Uit recent onderzoek van TNO-TPD blijkt alleen dat in één bepaalde situatie de wind een negatief effect heeft op de akoestische werking van een scherm. Het TNO-onderzoek heeft zich beperkt tot een specifiek situatie in het laboratorium: (mee)wind in de richting van puntbron naar ontvanger loodrecht op het scherm. Niet onderzocht is hoe groot het effect is bij andere meteorologische omstandigheden (windrichtingen en windsnelheden). Ook is niet bekend hoe groot het gemiddelde effect in de praktijk zal zijn langs lijnvormige bronnen zoals auto(snel)wegen. Tenslotte gaan de huidige metingen uit van jaargemiddelden. Het aanwezige onderzoeksmateriaal is niet geschikt om een concrete verbetering van de wettelijk voorgeschreven rekenmethode (RMV-1981) die nu wordt gehanteerd voor te kunnen stellen. In deze methode wordt wel degelijk rekening gehouden met windrichting en -kracht.
Het effect verdient wel nader onderzoek. Dit onderzoek kan worden ingebed in het kader van een internationaal onderzoek waarvoor onlangs een voorstel is ingediend bij de Europese Commissie. Dit onderzoek is gericht op het opstellen van een geharmoniseerde Europese rekenmethode voor het bepalen van geluidsniveaus. In de Europese rekenmethode zal de meest recente kennis op dit gebied zijn opgenomen. Voor de ontwikkeling hiervan is een samenwerkingsverband opgericht waarin de akoestische expertise uit de verschillende lidstaten is gebundeld. Het onderzoek dat vooraf gaat aan het opstellen van de Europese rekenstandaard zal naar verwachting binnen vijf jaar gereed zijn. Of het voorstel door de EU zal worden gehonoreerd, wordt dit voorjaar bekend. Bij een onverhoopte afwijzing zal Nederland zelf het benodigde onderzoek laten uitvoeren, hetgeen naar verwachting enkele jaren zal vergen.
De beleidsmatige consequenties zijn nog niet te geven. De effecten lijken in ieder geval niet van dien aard te zijn dat het nodig is om op dit moment aanpassingen van de in het verleden geplaatste geluidsschermen te overwegen. Pas als de nieuwe Europese rekenmethode gereed is, zal een goed onderbouwd inzicht kunnen worden gegeven over de verschillen tussen de uitkomsten van de huidige en de nieuwe rekenmethode. Op dat moment zal in het overgangsrecht worden bepaald in welke situaties alsnog extra geluidsbeperkende voorzieningen moeten worden getroffen.
Vraag: Is het waar dat de huidige wet Geluidhinder geen mogelijkheden biedt om geluidsproblemen aan te pakken, wanneer de autonome ontwikkeling van bijvoorbeeld de hoeveelheid auto’s veel hoger blijkt te zijn dan oorspronkelijk was aangenomen? Zo ja, ziet u aanleiding om de wet Geluidhinder op dit punt aan te passen?
Antwoord: Bij het berekenen van de geluidsbelasting van een verkeersweg schrijft de Wet geluidhinder (Wgh) voor dat wordt uit gegaan van een zo realistisch mogelijke verkeersprognose, waarbij meestal een periode van 10 jaar wordt aangehouden. Op basis van deze berekening worden afwegingen gemaakt die leiden tot de keuze van maatregelen aan de bron (stille wegdekken), in het overdrachtsgebied (schermen) of bij de ontvanger (gevelisolatie). Als het verkeersvolume tot boven de prognose groeit zal er, zo was althans de verwachting bij de opstelling van de Wgh, in de regel ook behoefte zijn aan een reconstructie van de betrokken weg. De Wgh bevat daarom ook bepalingen om de akoestische gevolgen van reconstructies te toetsen aan de eerder vastgestelde grenswaarde en zo nodig maatregelen te nemen. Door deze bepalingen zouden overschrijdingen van de grenswaarden niet behoeven voor te komen. De Wgh bevat onder andere om die reden ook geen specifieke handhavingsbepalingen.
In de praktijk is gebleken dat er op verschillende plaatsen sprake is van verkeersgroei die geen aanleiding geeft tot een reconstructie, maar die wel een overschrijding van de grenswaarden tot gevolg heeft. De minister verwijst verder naar de komende wetswijziging van de Wgh in het kader van MIG.
Bron: antwoorden op kamervragen op website Ministerie van Verkeer & Waterstaat, ingekort