Waarom hebben slechthorenden moeite met het verstaan van spraak in lawaai, zelfs met een hoortoestel?

Ingrid Noordhoek, Promotieonderzoek, Afdeling Audiologie, Academisch Ziekenhuis Vrije Universiteit, Amsterdam

Slechthorenden hebben vaak grote moeite met het verstaan van spraak in een lawaaiige omgeving, zoals in cafés en op verjaardagsfeesten. De reden is dat door hun slechthorendheid geluiden niet alleen verzwakt, maar vaak ook vervormd aan de hersenen worden doorgegeven. De verzwakking van het geluid is goed te compenseren door het geluid harder te maken, bijvoorbeeld met een hoortoestel. Voor de auditieve vervorming van het geluid biedt een hoortoestel tot op heden geen oplossing. Het doel van mijn onderzoek was die auditieve vervormingen te vinden welke de slechtere verstaanbaarheid van spraak voor slechthorenden veroorzaken. Wanneer deze vervormingen bekend zijn, kan dit helpen bij het ontwerpen van hoortoestellen die de verstaanbaarheid meer kunnen verbeteren.

Luistertest
Figuur 1. Afname van een luistertest.

Het verband tussen spraakverstaan en diverse gehoorfuncties (zoals het detecteren van een toon in ruis en het waarnemen van een verschil in geluidsterkte, toonhoogte of ritme) is onderzocht met behulp van luistertesten. Voor het verstaan van spraak is een breed frequentiegebied van 160 Hz (lage klanken) tot 8000 Hz (hoge klanken) belangrijk. De hoeveelheid informatie in de spraak is niet gelijkmatig verdeeld over dit frequentiegebied. Figuur 2 laat zien wat de relatieve bijdrage aan de verstaanbaarheid is van 1/3-octaaf frequentiebanden als functie van de centrumfrequentie.

Relatieve bijdrage van verschillende frequentiebanden
Figuur 2. De relatieve bijdrage aan de verstaanbaarheid van verschillende frequentiebanden in de spraak

Het verband tussen het verstaan van spraak waar al deze frequentiebanden in aanwezig zijn en auditieve functies (die vaak bij één bepaalde toonhoogte gemeten worden) kan hierdoor klein of afwezig zijn. Daarom zijn in mijn aanpak alle luistertesten, dus ook testen waarin het spraakverstaan werd gemeten, uitgevoerd in een beperkt frequentiegebied rond 1 kHz. De smalbandige spraak werd aangeboden in een complementaire ruis om ervoor te zorgen de spraak alleen hoorbaar was in het gewenste frequentiegebied rond 1 kHz (zie figuur 3).

De stimulus in de spraaktest
Figuur 3. De stimulus in de spraaktest

De resultaten in mijn proefschrift laten zien dat niet voor alle slechthorenden de spraak vervormd aan de hersenen wordt doorgegeven. Tevens blijkt het niet mogelijk te zijn om te voorspellen of iemands slechthorendheid een vervorming van de spraak veroorzaakt door alleen de grootte van zijn gehoorverlies in aanmerking te nemen. Uit mijn onderzoek blijkt verder dat de volgende auditieve vervormingen de slechtere spraakverstaanbaarheid voor slechthorenden veroorzaken:

Een verminderde gehoorscherpte betekent dat geluiden als het ware uitgesmeerd in de tijd of in de frequentie worden waargenomen. Het gevolg is dat slechthorenden meer moeite hebben dan normaalhorenden met het van elkaar onderscheiden van twee geluiden die kort na elkaar in de tijd bij hun oor aankomen of met het onderscheiden van twee gelijktijdige geluiden die in frequentie dicht bij elkaar liggen.

Meer informatie is te vinden op http://www.stuijt.nl/ingrid/promotie.html

home...