Onderzoek Rekenkamer naar verantwoording van het geluidhinderbeleid

Brief Rekenkamer aan de 2e kamer, 30 mei 2000

De afgelopen jaren is bij de Kamer een groeiende behoefte ontstaan aan meer inzichtelijke begrotingen en verantwoordingen van de departementen, waarin een duidelijke koppeling wordt gemaakt tussen doelstellingen, resultaten en middelen.De 2e kamer heeft daarom de Rekenkamer verzocht onder andere onderzoek te doen naar de begroting en de verantwoording van onder andere het geluidshinderbeleid van het ministerie van VROM. 

De Kamer vroeg met name om de volgende gegevens:
1. Het verband tussen geld en resultaten, waarbij resultaten bijvoorbeeld worden uitgedrukt in
   (a) het aantal geluidsbelaste woningen
   (b) de grootheden uit de MIG nota
   (c) de mate waarin wordt voldaan aan de landelijke grenswaarde
2. De uitvoeringskosten van het geluidbeleid.

De minister blijkt een aantal van deze gegevens niet, of niet tijdig te kunnen leveren. Een koppeling van geluidsbelasting per woning aan bestede begrotingsgelden kan bijvoorbeeld pas na de vaststelling van de prioriteitscriteria gebeuren. Bovendien is er een wijziging van de Wet Milieubeheer in voorbereiding die zal leiden tot het opnemen van een landelijke grenswaarde. Deze wijziging zal waarschijnlijk pas in 2003 in werking treden, zodat prestatiegegevens over de landelijke grenswaarde kunnen op z'n vroegst in de financiële verantwoording over 2003 geleverd kunnen worden. 

De Rekenkamer concludeert dat de financiële verantwoording 2000 gedeeltelijk, fragmentarisch en op detailniveau verband zal worden gelegd tussen geld en resultaten. Op dit moment beschikt de Minister van VROM niet over een volledig overzicht van de voorraad geluidsbelaste woningen in Nederland, doordat een aantal regelingen onder de verantwoordelijkheid van de Minister van V&W vallen (zoals de geluidsisolatie Schiphol). Om een compleet inzicht te geven in het geluidhinderbeleid zouden deze twee informatiestromen samengevoegd moeten worden. 

In haar commentaar stelt de Rekenkamer bovendien dat het voor de Minister van VROM van belang is om dit volledige inzicht te hebben om goed beleid inzake geluidbelasting te kunnen voeren. Voor de Kamer is dit van belang om haar controlerende taak uit te kunnen voeren. Ten aanzien van vraag 1a is onduidelijk waarom realisatiegegevens over de geluidsbelasting per woning gekoppeld aan bestede begrotingsgelden pas na de publicatie van de criteria voor prioriteitstelling in de Staatscourant kunnen worden geleverd. Ten aanzien van vraag 1b noemt de minister in zijn reactie wel de geluidsbelastingklassen uit bijlage A van het MIG, maar niet de daar ook genoemde geluidmaten voor wegverkeer, railverkeer, industrie en luchtvaart. 

Voor wat betreft vraag 2, zijn de uitvoeringskosten van de geluidsanering bekend, voor zover het Bureau Sanering Verkeerslawaai en Projectbureau Sanering Industrielawaai betreft. De Rekenkamer wijst erop dat ook gemeenten uitvoeringskosten maken; deze zijn gedeeltelijk in het totale budget opgenomen. Daarnaast is er op het ministerie nog een onbekend aantal fte's betrokken bij de beleidsvoering rond de geluidsanering.

Het lijkt erop dat een antwoord over de kosten en baten van het geluidbeleid niet eenvoudig te geven is.

Bron: Brief Rekenkamer

home...