Jurisprudentie december 2017

Daniëlla Nijman (Holla Advocaten, 27 december 2017

Windturbines en het Activiteitenbesluit

Maatwerkvoorschrift windturbine Kollum: ABRvS 6 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3308

De Afdeling oordeelde recent al dat het voor windturbines niet mogelijk is om bij maatwerkvoorschrift een andere dosismaat voor te schrijven dan dB Lden of dB Lnight. In dit geval heeft het college maatwerkvoorschriften opgelegd in de eenheid dB(A). Dat kan dus niet. Dat het in dit geval ging om een windturbine waarop het overgangsrecht van het Activiteitenbesluit van toepassing was, maakt het niet anders.

De exploitant van de windturbine voert daarnaast aan dat er geen sprake is van bijzondere lokale omstandigheden en dus geen noodzaak voor maatwerkvoorschriften. De Afdeling laat zich daar nu niet over uit. Eerst mag het college een nieuw besluit nemen over het maatwerk en motiveren waarom die afwijkende voorschriften noodzakelijk zijn. Daarna mag de exploitant zijn betoog opnieuw aan de Afdeling voorleggen.

Windturbinepark Kabeljauwbeek: ABRvS 13 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3405

De Natuur- en Milieuvereniging Namiro Hoogerheide komt op tegen de omgevingsvergunning die aan Eneco Wind is verleend voor het bouwen van een windpark met vijf windturbines.

Namiro voert aan dat een drietal woningen ten onrechte zijn aangemerkt als bedrijfswoningen en bij die woningen wel degelijk aan de geluidnormen van het Activiteitenbesluit moet worden getoetst. Dit argument slaagt niet. Het windturbinepark is een gezamenlijk initiatief van Eneco Wind en particuliere grondeigenaren. De agrarische bedrijfswoningen van de deelnemers worden aangewend als bedrijfswoningen bij het windturbinepark. Dit is als zodanig opgenomen in het bestemmingsplan. De eigenaren krijgen de functie van molenaar. Daarnaast zijn er concrete afspraken gemaakt met deze eigenaren over het toezicht op en beheer van de windturbines. Dit alles is voor de Afdeling voldoende om de woningen als bedrijfswoningen aan te merken, behorende bij het windturbinepark. De woningen zijn daardoor niet geluidgevoelig.

Namiro betoogt daarnaast dat de maximale geluidgrenswaarde wordt overschreden indien een turbine met een bepaald type wordt geplaatst. De geluidbelasting van 47,4 dB Lden en 41,1 dB Lnight mag echter worden afgerond op 47 en 41 dB. De norm is namelijk in gehele getallen gesteld en de toepasselijke rekensystematiek voorziet in afronding.

Windpark De Veenwieken: ABRvS 20 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3504

De aanleg van het windpark De Veenwieken wordt deels mogelijk gemaakt door een provinciaal inpassingsplan en deels door een gemeentelijk bestemmingsplan.

Omwonenden stellen dat de geluidnorm uit het Activiteitenbesluit buiten toepassing moet worden gelaten, omdat artikel 3.14a zich niet verdraagt met de Europese Richtlijn omgevingslawaai. Zij stellen dat recente onderzoeken van de WHO aanleiding geven voor een lagere geluidnorm in de nachtperiode. Ook zouden nieuwe inzichten over hinderlijkheid van windturbinegeluid ertoe moeten leiden dat de geluidnorm buiten toepassing wordt gelaten.

De Afdeling beoordeelt of dit beroep op een zogeheten ‘exceptieve toetsing’ kan slagen. Onder verwijzing naar eerdere jurisprudentie over andere windparken wijst de Afdeling de aangevoerde argumenten een voor een af. Het Activiteitenbesluit blijft onverkort van toepassing. De integrale uitspraak is interessant om te lezen voor degenen die geïnteresseerd zijn in de achtergrond van de gekozen normstelling voor windturbines.

Vervolgens komt de cumulatieve geluidhinder aan de orde. Dit is beoordeeld met de methode Miedema. Voor een van de omwonenden betekent dit dat de omgevingskwaliteit zal veranderen van uitstekend naar matig. Hoewel dit een forse verandering is, vindt de Afdeling dat op zichzelf niet onaanvaardbaar. Deze verslechtering is inherent aan het realiseren van een windpark in een relatief stille agrarische omgeving. De gemeente en provincie hebben dit acceptabel mogen achten vanwege het grote belang dat is gediend met het windpark als bijdrage aan de landelijke duurzame energiedoelstelling. Ook is relevant dat bij de woning wordt voldaan aan de wettelijke geluidnormen voor windturbines.

Ruimtelijke ordening

Woonboot Velserbroek: ABRvS 6 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3355

De eigenaar van een woonboot heeft een ligplaats ingenomen in het recreatiegebied Spaarnwoude, in strijd met het bestemmingsplan. Na een handhavingsverzoek van zijn buurman vraagt hij een omgevingsvergunning aan om de situatie te legaliseren. De gemeente weigert de vergunning te verlenen. Een van de hoofdargumenten is dat de situatie vanwege de hoge geluidbelasting van de rijksweg A9 planologisch niet aanvaardbaar is.

De eigenaar van de woonboot komt hier met succes tegen op, door zich te beroepen op het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel. Uit de voorgeschiedenis blijkt dat de gemeente lange tijd de intentie heeft gehad om een groot aantal ligplaatsen in de omgeving positief te bestemmen en de geluidbelasting van de A9 daarvoor nooit als een belemmering is gezien. Ook voor de onderhavige ligplaats is het kennelijk de intentie geweest een positieve bestemming op te nemen. Uiteindelijk zijn alleen de andere ligplaatsen in het bestemmingsplan opgenomen, volgens de gemeente omdat die al veel langer werden ingenomen. Voor de Afdeling is dat geen relevante omstandigheid en blijft de vraag waarom aan deze partij plotseling de geluidhinder van de A9 wordt tegengeworpen.

Er loopt daarnaast een discussie over de brandveiligheid, die eveneens ten gunste van de woonbooteigenaar uitpakt. De gemeente moet een nieuw besluit nemen en zal met betere argumenten moeten komen om de omgevingsvergunning te weigeren.

Evenementenregeling Castellum: ABRvS 13 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3444

Het Castellum is een nagebouwd Romeins fort in de wijk Leidsche Rijn in Utrecht, dat ruimte biedt aan publieke functies zoals een museum, een theaterzaal, een kinderboerderij en een café-restaurant. De nu vastgestelde herziening van het bestemmingsplan bevat een nadere regeling voor evenementen op het binnenterrein van het Castellum. Omwonenden gaan in beroep vanwege de te verwachten geluidsoverlast.

De Afdeling moet zich eerst uitlaten over de vraag of het binnenterrein onderdeel is van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Dit is niet het geval. De consequentie daarvan is dat de geluidnormen van het Activiteitenbesluit niet van toepassing zijn en de aanvaardbaarheid op een andere manier moet worden getoetst. De gemeente heeft zich daarvoor gebaseerd op de waarneembaarheid en hinderlijkheid van het muziekgeluid. De inhoudelijke onderbouwing kan de toets der kritiek echter niet doorstaan.

In totaal worden er op 77 dagen evenementen toegestaan, op- en afbouwdagen niet meegerekend. In de planregels is een onderscheid gemaakt tussen kleine, middelgrote en grote evenementen. Voor deze drie typen evenementen zijn specifieke geluidnormen opgenomen.

Uiteindelijk komt de regeling erop neer dat er gedurende 37 dagen per jaar sprake is van een aanzienlijk hogere geluidbelasting op de gevels (47 dB(A) of meer) dan wat representatief is in een rustige woonwijk zoals de omgeving van het Castellum. Het Activiteitenbesluit is weliswaar niet van toepassing, maar dat laat onverlet dat gemotiveerd moet worden waarom deze hogere geluidniveaus acceptabel zijn. Dat deze geluidniveaus goed passen bij de gewenste soort evenementen zegt alleen iets over het doel van de gemeente en organiserende partijen. Het zegt niets over de aanvaardbaarheid voor de omwonenden.

Daar komt bij dat geen rekening is gehouden met de ouderdom van de woningen en beperkte isolatie. Ook moet worden gekeken naar de geluidbelasting in de tuin en in de woning met geopende ramen. De meeste evenementen zullen in de zomer plaatsvinden, wanneer men de ramen open heeft of buiten zit. Dat men elkaar in de tuin nog kan verstaan wil niet zeggen dat het hoorbare muziekgeluid niet hinderlijk is. Aangezien de gemeente de waarneembaarheid van het muziekgeluid als criterium heeft gesteld, heeft de gemeente onvoldoende gemotiveerd waarom dit alles aanvaardbaar is. Daar komt bij dat de gemeente juist een zeer restrictief vrijstellingsbeleid voert voor evenementen op locaties die wel als inrichting kunnen worden aangemerkt.

Kortom, de gemeente mag opnieuw aan de slag. De Afdeling past de bestuurlijke lus toe en geeft 24 weken de tijd om met een aangepaste of beter gemotiveerde planregeling te komen.

Scheepswerf Reimerswaal: ABRvS 20 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3495

In deze uitspraak staat de geluidhinder van de scheepswerf centraal. De bedrijfsactiviteiten van de scheepswerf worden voor het eerst in een bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Ook wordt voor het eerst een geluidzone vastgesteld.

De gemeenten Reimerswaal en Kapelle hebben het de Afdeling niet gemakkelijk gemaakt, door in totaal 14 besluiten te nemen. De geluidzone is verspreid over vijf bestemmingsplannen. Ook zijn hogere waarden vastgesteld voor woningen die binnen de zone komen te liggen.

De scheepswerf is al jarenlang ter plaatse gevestigd. Er geldt sinds 1 juli 1993 van rechtswege een geluidzone. De grens ligt op de woning van appellant, zodat de geluidbelasting daar niet meer mag zijn dan 50 dB(A). De geluidszone wordt nu vergroot vanwege de wens van de scheepswerf om aan vier schepen tegelijk reparaties te kunnen verrichten. De geluidbelasting op de woning wordt daardoor 53 dB(A).

Belangrijk is dat de gemeente niet heeft gemotiveerd waarom een hogere geluidbelasting van 53 dB(A) aanvaardbaar is. Dat de Wet geluidhinder daar een basis voor biedt is onvoldoende. Er moet nog steeds een belangenafweging worden gemaakt. Het is bij de gemeente bekend dat de omwonenden veel geluidsoverlast ervaren en er een langdurig handhavingstraject heeft gelopen. Omdat de geluidswaarde van 53 dB(A) een etmaalwaarde betreft, kan de geluidsbelasting op de woning op sommige momenten van de dag ook hoger zijn. De gemeente heeft niet inzichtelijk gemaakt waarom het voor de scheepswerf bedrijfseconomisch noodzakelijk is om aan 4 schepen tegelijk te werken. Ook is onduidelijk waarom die werkzaamheden op elke dag van de week moeten kunnen worden uitgevoerd, zowel overdag als in de avond- en nachtperiode. De stelling dat de scheepswerf hiervoor een milieuvergunning heeft blijkt niet helemaal te kloppen.

Na uitvoerige beschouwingen over het laagfrequent geluid en het gebruik van walstroom of aggregaten, concludeert de Afdeling dat in de planregels niet datgene is geregeld wat is beoogd. Ook is onvoldoende inzicht gegeven in de representatieve bedrijfssituatie die is gebruikt voor het akoestisch model. Een discussie over het aantal kranen dat mag worden gebruikt wordt gepasseerd, omdat uiteindelijk de totale gezamenlijke bedrijfsduur bepalend is voor de geluidbelasting.

Hoewel sommige gebreken gaandeweg zijn hersteld, blijft het probleem van de ondeugdelijke belangenafweging bestaan. Waarom moeten de omwonenden meer geluidhinder dulden ten gunste van de scheepswerf? Het bestemmingsplan wordt vernietigd. Het besluit waarbij de hogere grenswaarde is vastgesteld sneuvelt om dezelfde reden.

Interessant is dat de Afdeling een aantal tips geeft voor de nieuwe besluitvorming. Zo wijst de Afdeling erop dat het de voorkeur verdient om de geluidzone in één bestemmingsplan vast te leggen en dit niet weer over vijf plannen te verdelen. Ook geeft de Afdeling in overweging om de scheepswerf niet positief te bestemmen. De gemeente kan daarvan afzien indien het gebruik voor de scheepswerf binnen de planperiode eindigt. Dat is mogelijk het geval, nu de scheepswerf plannen heeft om het terrein te verkopen. Waarom dan een planologische grondslag bieden voor een volgende scheepswerf om zich daar te vestigen? Kiest de gemeente wel voor een positieve bestemming, dan ligt het voor de hand om in de planregels de activiteiten en bedrijfstijden in te perken. Deze uitspraak zal dus nog een staartje krijgen.

Verkeer

Rotondes N331 Hasselt: ABRvS 6 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3345

Bij Hasselt doen zich doorstromings- en verkeersveiligheidsproblemen voor. Het bestemmingsplan voorziet in de aanleg van twee rotondes. Ter plaatse van een aantal woningen is sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Omwonenden stellen beroep in en betwisten allerlei uitgangspunten van het akoestisch onderzoek. Daartoe hebben ze een contra-expertise laten uitvoeren.

In de uitspraak passeert een groot aantal argumenten de revue. Zo gaat de Afdeling onder andere in op de volgende aspecten:

  • De gehanteerde verkeersintensiteiten: De gemeente heeft zich gebaseerd op verkeersintensiteiten die lager zijn dan de theoretische prognose die de StAB heeft gemaakt met behulp van de CROW-publicatie 317. De gemeente baseert zich op tellingen en kentekenonderzoeken ter plaatse waardoor ook rekening is gehouden met lokale omstandigheden. Deze werkwijze volstaat.
  • Er is niet specifiek rekening gehouden met de verkeersbewegingen van een nieuwe containerterminal. Maar omdat die in de plaats is gekomen van een voorheen gevestigde betoncentrale, is het aannemelijk dat deze ontwikkeling in de cijfers is verdisconteerd.
  • Er staan nog andere deelprojecten op stapel, zoals de aanleg van een parallelweg. Appellanten verwijten de gemeente ‘salami-tactiek’, waarbij de geluidbelasting steeds stapsgewijs wordt verhoogd. De Afdeling oordeelt dat de Wet geluidhinder zich daar niet tegen verzet. De gemeente zal iedere keer opnieuw moeten beoordelen of de geluidbelasting nog aanvaardbaar is.
  • Er is terecht geen obstakeltoeslag gehanteerd bij de rotondes. Bij de ene rotonde bevinden zich geen woningen binnen 100 meter van de rotonde. Bij de andere rotonde wordt de snelheid ter plaatse niet ten minste gehalveerd.
  • Er is geen rekening gehouden met het extra geluid vanwege de voegovergangen in de brug over het Zwarte Water. De StAB heeft daarover toegelicht dat dit voornamelijk laagfrequent geluid betreft, dat in de A-gewogen dosismaat maar zeer beperkt tot uitdrukking zal komen. Het maakt daardoor weinig verschil voor de vraag of de in het plan voorziene wegaanpassingen leiden tot een reconstructie. De Afdeling volgt deze redenering.
  • Een mogelijke toename van laagfrequent geluid moet echter wel worden beoordeeld in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Het plan heeft tot gevolg dat er meer zwaar vrachtverkeer gebruik gaat maken van de hoofdrijbaan van de N331, waar harder mag worden gereden. De rijsnelheid is een bepalende factor voor de mate waarin trillingen in het brugdek kunnen optreden. Of er daadwerkelijk extra hinder zal zijn van laagfrequent geluid moet worden onderzocht door metingen aan de brug. Dit onderzoek is ten onrechte (nog) niet uitgevoerd.
  • Cumulatie: De gemeente stelde aanvankelijk dat het niet nodig was om naar de cumulatie van geluid met andere wegen en het bedrijventerrein te kijken, omdat er geen hogere waarden zijn vastgesteld. Het klopt dat de Wgh dan niet dwingt tot een toetsing, maar in het kader van een goede ruimtelijke ordening moet wel degelijk rekening worden gehouden met cumulatie. In de loop van de procedure heeft de gemeente hier alsnog onderzoek naar gedaan. Dat onderzoek is volgens de StAB onvolledig, zodat de StAB zelf een onderzoek heeft uitgevoerd. Het resultaat daarvan is dat de cumulatieve geluidbelasting op de maatgevende woningen met minder dan 1 dB toeneemt. Volgens de StAB is dit niet meer waarneembaar. De gemeente stelt op haar beurt dat deze toename aanvaardbaar is en zij een doorslaggevend gewicht toekent aan de verkeersbelangen die met het plan gemoeid zijn. De Afdeling acht dat niet onredelijk.