Verwerking reactie Raad van State op Omgevingswet |
Redactie, 30 april 2015 De Rijksuniversitet Groningen heeft onderzoek gedaan naar de reactie van de regering naar aanleiding van het advies van de Raad van State op de Omgevingswet De uitdaging van de omgevingswet Het omgevingsrecht bestaat op dit moment uit 4700 artikelen, verspreid over 35 wetten, 120 AMvB’s en 120 ministeriële regelingen voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur en water, elk met specifiek te beschermen algemene belangen, uitgangspunten, procedures en eisen. De regelgeving wordt als te ingewikkeld beschouwd, zelfs voor degenen die er beroepsmatig mee werken. Het kabinet zet daarom al geruime tijd in op een ambitieus doel: de herziening van het hele stelsel van het omgevingsrecht. De toekomstige Omgevingswet moet dat doel bereiken door vereenvoudiging en verbetering van de regelgeving. Doel is echter ook een cultuurverandering te bewerkstelligen in de benadering van projecten in de fysieke leefomgeving door de overheid; de overheid past een meer faciliterende rol voor maatschappelijk gewenste projecten. Tegelijkertijd wil het kabinet de goede kwaliteit van de leefomgeving waarborgen door het stellen van democratisch gelegitimeerde regels. Reactie Raad van State De onderzoekers hebben onderzocht welke wijzigingen zijn doorgevoerd die het gevolg zijn van de vijf voornaamste opmerkingen van de Afdeling advisering van de Raad van State op het conceptvoorstel, de Toetsversie Omgevingswet (voorontwerp Omgevingswet) van febrauri 2013. Die vijf opmerkingen waren:
Conclusies De conclusies zijn omvangrijk en lastig samen te vatten. Leest u dus het rapport zelf als u alle details wilt weten. De onderzoekers schrijven er het volgende zelf over: Opvallend is ten eerste dat de opmerking van de Raad van State over de beperkte mate waarin het conceptvoorstel inhoudelijke normen vastlegt op wetsniveau, als een rode draad door dit rapport loopt. De reactie van de regering, naast de toezegging om de ontwerp-AMvB’s en het wetsvoorstel Invoeringswet gelijktijdig bekend te maken, blijft voornamelijk beperkt tot het introduceren van de voorhangprocedure en een internetconsultatie. Adviezen om de milieubeginselen van artikel 191 VwEU in de wet neer te leggen, om over te gaan tot hercodificatie van het standstill-beginsel, om de toetsingskaders voor de omgevingsvergunning in de wet op te nemen en om nader te onderzoeken welke materiële normen, waaronder omgevingswaarden en grenswaarden, zich ervoor lenen om in de wet te worden opgenomen, worden door de regering niet (volledig) overgenomen. Aan die reactie ligt onder meer een principiële keuze ten grondslag: de AMvB wordt gezien als het basisniveau voor inhoudelijke normstelling. De regering is van oordeel dat normering in een gelaagde structuur (wet, AMvB, ministeriële regeling), zoals dat gebruikelijk is in onze huidige democratische rechtsstaat, de inzichtelijkheid en toegankelijkheid van de normstelling vermindert. Daarnaast biedt – aldus de regering – de AMvB flexibiliteit en snelheid voor normstelling en creëert normstelling op dat niveau goede mogelijkheden om Europese regelgeving tijdig te implementeren. Bronnen: Onderzoek Universiteit Utrecht, ongedateerd, gepubliceerd door de Tweede Kamer op 2 april 2015 |
footer |