Raad van State: Meer onderzoek nodig LF-geluid Zandverwerker

redactie, juli 2015

De gemeente Horst aan de Maas moet beter onderzoek doen naar de eventueel gevolgen van laagfrequent geluid van de Centrale Zandverwerkingsinstallatie (CVI) die in t Raaieind in Grubbenvorst gepland is. Die uitspraak 'deed de Raad van State op woensdag 15 juli. De gemeente Horst aan de Maas krijgt van de Raad van State twintig weken de tijd om aanvullend onderzoek te doen om hun beslissing beter te onderbouwen, of het besluit alsnog aan te passen.

De gemeente stond in de rechtszaal tegenover belangenvereniging Behoud de Parel uit Grubbenvorst en Océ Technologies uit Venlo. Zij gingen in bezwaar tegen de vergunning die de gemeente Horst aan de Maas in februari 2014 verleende voor de zandverwerkingsinstallatie. Samenvattend kan gesteld worden dat die Raad van State de bezwaarmakers op de op de meeste punten ongelijk heeft gegeven, maar de Raad van State is het wel met de bezwaarmakers eens op het punt van laagfrequent geluid.

Onvoldoende voorbereid

Volgens de Raad van State heeft de gemeente Horst aan de Maas onvoldoende onderzocht of de zandverwerkingsinstallatie (CVI) aan de Maas bij Grubbenvorst leidt tot laagfrequent geluid. Ook heeft de gemeente te weinig moeite gedaan om te onderzoeken of dat laagfrequente geluid hinderlijk kan zijn voor de omwonenden. Tenslotte zijn ook de effecten van de voorgestelde maatregelen om problemen met het geluid te voorkomen, onvoldoende onderzocht. Dat gebrek geldt voor het bestemmingsplan, maar ook voor de omgevingsvergunning. De Raad van State noemt het plan daarom onzorgvuldig voorbereid.

Afstand tot inrichting

De vier bezwaarmakers wonen op respectievelijk 1.5, 2, 5 en 7.5 km van de inrichting. De Raad van State is van mening dat de bewoners op 1,5 en 2 kilometer belanghebbend zijn. De afstanden van 5 kilometer en verder zijn naar het oordeel van de Afdeling te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen.

Vercammen curve en maatwerk

In het aanvullende akoestische onderzoek staat dat bij verwerkinginstallaties het veelal de grotere ontwateringszeven zijn die laagfrequent geluid kunnen emitteren. Bij het ontwerp van de voorziene verwerkingsinstallaties is juist daarom gekozen voor kleinere ontwateringszeven. Indien laagfrequent geluid wordt waargenomen, wordt dit in het algemeen door de waarnemer als hinderlijk ervaren. Dit houdt in dat de waarnemingsdrempel voor laagfrequent geluid een belangrijke graadmeter is voor de beoordeling. De waarnemingsdrempel verschilt echter sterk per individu en is daarmee geen duidelijk criterium op grond waarvan een objectieve beoordeling of normering kan plaatsvinden. Indien laagfrequent geluid wordt waargenomen, of indien klachten hierover worden geuit, kan door middel van bronopsporing en gerichte maatregelen worden voorkomen dat die waarnemingen optreden. In de vergunning kunnen dergelijke maatregelen vervolgens als middelvoorschrift worden opgenomen. Ook een voorschrift dat van de vergunninghoudster een onderzoek verlangt naar de sterkte van het laagfrequent geluid indien de omstandigheden daar aanleiding toe geven kan worden overwogen. Er zijn verschillende vergelijkbare richtlijnen voor de beoordeling van de aanvaardbaarheid van laagfrequent geluid beschikbaar. Veelal zijn de gehanteerde beoordelingscriteria gebaseerd op de gehoordrempel voor laagfrequent geluid (de waarnemingsdrempel). Beoordeling van laagfrequent geluid kan bijvoorbeeld geschieden aan de hand van de zogenaamde Vercammen-curve. Deze curve legt de grens van aanvaardbaarheid bij 3 tot 10 procent ernstig gehinderden, wat vergelijkbaar is met uitgangspunten van de Wgh. Als wordt voldaan aan de Vercammen-curve wordt ernstige hinder door laagfrequent geluid in ieder geval in substantiële mate voorkomen en wordt onaanvaardbare hinder voorkomen. Verder staat in het aanvullende akoestische onderzoek dat tot op dit moment nog steeds geen officiële normstelling voor laagfrequent geluid bestaat. Evenmin zijn er door het ministerie van Infrastructuur en Milieu geaccordeerde rekenmodellen beschikbaar gesteld om in situaties waarbij nog geen potentiële bronnen van laagfrequent geluid op de locatie aanwezig zijn, het mogelijk optredend laagfrequent geluid in de woning, dan wel buiten voor de gevel van de woning te kunnen voorspellen.

Uit het akoestisch onderzoek en het aanvullende akoestische onderzoek volgt dat de voorziene verwerkingsinstallatie mogelijk tot laagfrequent geluid zal leiden. Er is evenwel niet onderzocht of de voorziene verwerkingsinstallatie daadwerkelijk tot laagfrequent geluid zal leiden en zo ja, in hoeverre dat laagfrequente geluid hinderlijk zal zijn. Evenmin is onderzocht of met het nemen van maatregelen, zoals de toepassing van kleinere ontwateringszeven, en de in de omgevingsvergunning opgenomen emissienormen ernstige hinder als gevolg van laagfrequent geluid bij woningen kan worden voorkomen. Het plan is in zoverre niet zorgvuldig voorbereid.

De gehele uitspraak leest u hier.

 

Bron: Vereniging Behoud de Parel