Cie MER over Doorstroomstation Utrecht

Commissie MER, 19 maart 2015

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu wil het spoorwegstation Utrecht Centraal ombouwen tot Doorstroomstation Utrecht (DSSU). Doel van deze ombouw is de capaciteit, kwaliteit en robuustheid van de railinfrastructuur rond Utrecht Centraal te vergroten. Hierdoor kunnen meer treinen over het spoor door Utrecht gaan rijden. Het project is vastgelegd in een ontwerp-Tracébesluit. Voordat de staatssecretaris hierover een besluit neemt zijn de milieugevolgen onderzocht in een milieueffectrapport. De staatssecretaris heeft de Commissie gevraagd het rapport te toetsen.

Toetsingsadvies

Het rapport laat zien dat door het nemen van maatregelen (bijvoorbeeld geluidschermen en raildempers) aan wettelijke normen (zoals voor geluid) voldaan wordt. Ondanks deze maatregelen blijkt uit het rapport dat het DSSU zorgt voor een toename van overlast voor omwonenden, vooral de trillingshinder neemt toe. Met verlaging van de snelheid van goederentreinen kan trillinghinder worden beperkt. De mogelijkheden hiervoor zijn niet onderzocht. De Commissie adviseert dit alsnog te doen zodat duidelijk wordt welke extra mogelijkheden de staatssecretaris heeft om trillingshinder te voorkomen.

Project verbetert geluidsituatie

In het MER is in de beoordeling van de geluidbelasting het aantal woningen, gehinderden en slaapverstoorden beschouwd. Uit dit onderzoek volgt dat de geluidbelasting in de autonome situatie aanzienlijk beter is dan in de huidige situatie. Ten opzichte van de autonome situatie heeft het project DSSU echter wel een negatief effect op de geluidbelasting, ook nadat de wettelijk noodzakelijke mitigerende maatregelen zijn genomen. De Commissie acht een verdere afname van het aantal gehinderden en slaapverstoorden door het treffen van aanvullende mitigerende maatregelen (zoals schermen en raildempers) niet realistisch. Snelheidsverlaging van goederentreinen (zoals in hoofdstuk 2 beschreven) kan mogelijk een, zij het beperkte, bijdrage leveren aan de afname van geluidhinder. Het verlagen van de snelheid en frequentie van personentreinen, als maatregel, acht de Commissie echter niet realistisch binnen de doelstellingen van het project.

(Ondanks deze kanttekening, redactie) adviseert de Commissie in beeld te brengen wat het effect is van de snelheidsverlaging van goederentreinen op de geluidshinder en deze informatie te betrekken bij de besluitvorming

De Commissie adviseert bij de besluitvorming expliciet de toename van het aantal geluidgehinderden en slaapverstoorden ten opzichte van de referentiesituatie te betrekken.

Trillingshinder

De Commissie merkt op dat in het MER de veranderingen in trillingshinder, de effecten van trillingen en de mogelijke maatregelen om trillingshinder te voorkomen goed zijn beschreven. De Commissie constateert echter dat in het onderzoek de nadruk ligt op wettelijke vereiste, doelmatige maatregelen en dat de mogelijkheid van het reduceren van snelheid van goederentreinen niet is onderzocht.

Het MER noemt als trillingshindermaatregelen aan de bron: het reduceren van de snelheid, beter toezicht op de kwaliteit van het materieel of het aanpassen van de afveerconstructie van treinwagons. Het bijlagerapport over trillingen zegt hierover: “Prorail noch het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) kan spoorwegondernemingen dwingen om ander materieel te rijden of bepaalde vervoerders snelheidsbeperkingen op te leggen.” Het argument van het niet kunnen afdwingen van snelheidsbeperkingen overtuigt de Commissie echter niet. Bovendien valt uit het MER af te leiden dat de maatregel snelheidsreductie van goederentreinen effectief kan zijn voor de effecten op trillingshinder.

De Commissie constateert dat de maatregelen die in het MER zijn beschreven om trillingshinder te voorkomen kostbaar en ruimtelijk ingrijpend zijn. Daarnaast is de effectiviteit van de maatregelen beperkt en voor een deel onzeker. Ook insprekers zijn kritisch op de effectiviteit en kosten(afwegingen) van de maatregelen en maken bezwaren tegen de impact op hun leefomgeving. Zij maken zich onder meer zorgen over de toename van trillingen als gevolg van de snelheidstoename van treinen. De Commissie is daarom van mening dat onderzocht moet worden of snelheidsreductie van goederentreinen als maatregel mogelijk en effectief is (lagere maximumsnelheden van 40 en/of 60 km per uur).

De Commissie adviseert in een aanvulling op het MER de mogelijkheid van snelheidsverlaging, teneinde trillingshinder van goederentreinen te reduceren, in samenhang met de gevolgen voor het doelbereik te onderzoeken. Onderzoek naar deze maatregel is van belang zodat deze informatie volwaardig kan worden meegenomen in de besluitvorming over snelheidsverhoging van goederentreinen, en de daarvoor benodigde fysiek ruimtelijke (mitigerende) maatregelen.

De Commissie adviseert een praktische aanpak van dit onderzoek. Doe dit door eerst te kijken naar de trillingsreducerende effecten van de snelheidsreductie van goederentreinen op de meest kritische plek langs het tracé, daar waar de trillingseffecten het grootst zijn. Deze plek kan als maatgevend worden beschouwd voor het mogelijke effect van de maatregel van snelheidsreductie. Indien deze verkenning tot kansrijke maatregelen leidt dient het trillingreducerende effect van de snelheidsverlaging over het gehele traject inzichtelijk te worden gemaak

Bron: Commissie MER