Afscherming niet bestaand gebouw ten onrechte meegerekend Redactie, 6 oktober 2013 Het komt geregeld voor dat bij het realiseren van een bouwplan rekening wordt gehouden met afschermende werking van gebouwen die nog niet gerealiseerd zijn. De hogere waarde op de nieuw te bouwen geluidgevoelige bestemming wordt dan vastgesteld alsof het afschermde gebouw er al staat. Deze praktijk is getoetst in een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Appellanten stellen in deze zaak dat in het akoestisch onderzoek ten onrechte rekening is gehouden met de geluidafschermende werking van een appartementencomplex. Volgens hen is onzeker of het appartementencomplex zal worden gerealiseerd. De raad van de gemeente stelt dat nu een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend voor de bouw van het appartementencomplex, in het akoestisch onderzoek van de afschermende werking hiervan voor de geluidbelasting op de gevel van de woning mocht worden uitgegaan. De raad licht verder toe dat, ook als het appartementencomplex niet wordt gerealiseerd, er een ontwikkeling met enige afschermende werking zal plaatsvinden, waardoor de ten hoogste toelaatbare waarde als bedoeld in de Wgh en het Bgh niet zal worden overschreden. Uit het akoestisch onderzoek (voor het spoorweglawaai) volgt dat de geluidbelasting op de gevel van de in het plan voorziene woning na realisatie van het appartementencomplex 52 dB zal bedragen. Zonder de afschermende werking van dit appartementencomplex zal de geluidbelasting op de gevel van de voorziene woning 58 dB bedragen. crisis Bij besluit van 9 april 2009 is de bouw van het appartementencomplex vergund. Vaststaat dat ten tijde van de vaststelling van het plan onzeker was of het appartementencomplex zou worden gerealiseerd. De raad heeft dit ter zitting bevestigd en toegelicht dat het terrein, in verband met effecten van de economische crisis alsmede met de wens een spoortunnel te realiseren, op andere wijze zal worden ontwikkeld dan vergund bij voornoemd besluit. Dit komt ook tot uitdrukking in de gemeentelijke structuurvisie. Gelet op het voorgaande heeft de raad er niet van mogen uitgaan dat het appartementencomplex binnen de planperiode zal worden gerealiseerd en heeft hij niet van de geluid afschermende werking hiervan mogen uitgaan. De Raad van State concludeert dat het plan hierdoor niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Bron: Raad van State, hieronder de volledige tekst van de uitspraak. |
footer |
201301032/1/R2. Datum uitspraak: 25
september 2013
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: 1. de vereniging Vereniging Bosch en Duin en Omstreken, gevestigd te Bosch en Duin, gemeente Zeist, 2. de stichting Stichting Milieuzorg Zeist en omstreken, gevestigd te Zeist, 3. [appellanten sub 3], beiden wonend te [woonplaats], en de raad van de gemeente Zeist, verweerder. Procesverloop Bij besluit van 6 november 2012, nr. 12RAAD0087, heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie]" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben Vereniging Bosch en Duin en Omstreken, Stichting Milieuzorg Zeist en [appellanten sub 3] beroep ingesteld. De raad heeft een verweerschrift ingediend. Stichting Milieuzorg Zeist en [appellanten sub 3] hebben nadere stukken ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 juli 2013, waar Vereniging Bosch en Duin en Omstreken, Stichting Milieuzorg Zeist, beide vertegenwoordigd door P. Greeven, [appellanten sub 3], vertegenwoordigd door [appellant sub 3 B], bijgestaan door mr. W. Kattouw, en de raad, vertegenwoordigd door drs. N.G. Geelkerken, mr. G.M. Keizer, drs. J.J. Niessink, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn [belanghebbende A] en [belanghebbende B], bijgestaan door mr. P.A. Kamman, als partij gehoord. Overwegingen Het toetsingskader 1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het plan 2. Het plan voorziet in een woning op het perceel [locatie] te Den Dolder. Het plangebied ligt binnen de zogenoemde rode contouren voor woningbouw en in de nabijheid van de ecologische hoofdstructuur (hierna: EHS). Ontvankelijkheid 3. [belanghebbende A] en [belanghebbende B] betwisten dat [appellanten sub 3] kunnen worden ontvangen in hun beroep voor zover zij aanvoeren dat de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting als bedoeld in het Besluit geluidhinder (hierna: Bgh) op de gevel van de voorziene woning wordt overschreden. Volgens [belanghebbende A] en [belanghebbende B] hebben [appellanten sub 3] dit niet eerder in hun zienswijze tegen het ontwerpbestemmingsplan naar voren gebracht. 3.1. Binnen de door de wet en de goede procesorde begrensde mogelijkheden staat geen rechtsregel eraan in de weg dat bij de beoordeling van het beroep gronden worden betrokken die na het nemen van het bestreden besluit zijn aangevoerd en niet als zodanig in de uniforme openbare voorbereidingsprocedure met betrekking tot het desbetreffende besluitonderdeel naar voren zijn gebracht. [appellanten sub 3] hebben het gehele plan bestreden in hun zienswijze. De beroepsgronden in het beroepschrift zien eveneens op het gehele plan. Gelet hierop bestaat geen aanleiding het beroep in zoverre niet-ontvankelijk te verklaren. 4. [belanghebbende A] en [belanghebbende B] betwisten voorts dat Vereniging Bosch en Duin en Omstreken, Stichting Milieuzorg Zeist en [appellanten sub 3] belang hebben bij de eventuele vaststelling van een besluit als bedoeld in artikel 110a van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh). Hieromtrent wordt overwogen dat de vraag of appellanten door de vaststelling van een dergelijk besluit in hun belangen zouden worden geraakt thans niet aan de orde is en derhalve geen verdere bespreking behoeft. Procedureel 5. [appellanten sub 3] hebben hun beroepsgrond inzake de Natuur- en Landschapsplankaart ter zitting ingetrokken. Bestemmingsplan "Den Dolder-Zuid, Bosch en Duin, Huis ter Heide-Noord" 6. Vereniging Bosch en Duin en Omstreken, Stichting Milieuzorg Zeist en [appellanten sub 3] betogen dat het plan in strijd is met het bestemmingsplan "Den Dolder Zuid, Bosch en Duin, Huis ter Heide Noord" van 17 april 2012. Hiertoe voeren zij onder meer aan dat hierin het uitgangspunt is geformuleerd dat in verband met behoud van het groene karakter van het gebied het aantal woningen niet verder zal toenemen. Zij wijzen verder op het uitgangspunt van voornoemd bestemmingsplan inzake behoud van de bostuinen. Volgens hen heeft ten onrechte geen integrale beoordeling van de bestemmingsplannen plaatsgevonden. 6.1. De raad stelt dat het plan in overeenstemming is met de uitgangspunten van het bestemmingsplan "Den Dolder-Zuid, Bosch en Duin en Huis ter Heide-Noord". Volgens de raad past het plan in de stedenbouwkundige structuur zoals deze is neergelegd in voornoemd bestemmingsplan. 6.2. Uit de stukken volgt dat het plangebied niet, zoals de raad stelt, binnen het deelgebied Den Dolder-Zuid, maar binnen het deelgebied Bosch en Duin ligt van het bestemmingsplan "Den Dolder-Zuid, Bosch en Duin en Huis ter Heide-Noord". Voor dit deelgebied is in het bestemmingsplan "Den Dolder-Zuid, Bosch en Duin en Huis ter Heide-Noord" vermeld dat de sfeer van wonen in het bos kenmerkend is voor de sfeer van de wijk. Het streefbeeld is het waarborgen van het karakteristieke groene weefsel van bostuinen en landschap, met aandacht voor behoud van het microreliëf en grove den als kenmerkende boomsoort. De doelstelling is om het bos in het binnenterrein als ecologische stapstenen veilig te blijven stellen. Voorts is in de plantoelichting vermeld dat verdere verdichting met woonbebouwing vanuit ruimtelijke oogpunt niet is gewenst. 6.3. Vooreerst is van belang dat voor het plangebied een apart bestemmingsplan is vastgesteld, zodat hetgeen is vermeld in de plantoelichting van het bestemmingsplan "Den Dolder-Zuid, Bosch en Duin, Huis ter Heide-Noord" hier niet van toepassing is. Vereniging Bosch en Duin en Omstreken, Stichting Milieuzorg Zeist en [appellanten sub 3] hebben ook niet weersproken dat de raad heeft kunnen afzien van het vaststellen van één bestemmingsplan voor het plangebied en het plangebied van voornoemd bestemmingsplan. Voor zover zij betogen dat het plan niettemin had moeten worden getoetst aan de uitgangspunten van het bestemmingsplan "Den Dolder-Zuid, Bosch en Duin, Huis ter Heide-Noord" in verband met het belang bij een integrale beoordeling wordt overwogen dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat de raad in deze uitgangspunten aanleiding had moeten zien het bestemmingsplan "[locatie]" niet vast te stellen. Hiertoe is van belang dat in de plantoelichting van het bestemmingsplan "Den Dolder-Zuid, Bosch en Duin, Huis ter Heide-Noord" weliswaar is vermeld dat de binnenterreinen dienen te worden behouden doch dat dit geldt voor de bestaande bebouwde percelen waarvan delen zijn ingericht als bostuin. In het bestemmingsplan "[locatie]" is dit niet anders. In dit verband wordt erop gewezen dat de planregels van beide plannen niet wezenlijk verschillen. Daarbij komt dat het bestemmingsplan "[locatie]", een aanvullende bescherming kent aangezien hierin is bepaald hoe het perceel dient te worden ontsloten. Voor zover appellanten voorts wijzen op hetgeen in de toelichting op het bestemmingsplan "Den Dolder-Zuid, Bosch en Duin, Huis ter Heide-Noord" is vermeld inzake verdere verdichting, is van belang dat het plangebied op de rand ligt van het deelgebied Bosch en Duin en Den Dolder-Zuid. Voor Den Dolder-Zuid is een dergelijke doelstelling niet opgenomen. Bovendien heeft de raad dienaangaande onweersproken gesteld dat het beleid wordt gevoerd extra woningen te realiseren teneinde te kunnen voldoen aan de woningbouwbehoefte in Den Dolder. Tot slot is van belang dat appellanten niet gemotiveerd hebben bestreden dat de voorziene bebouwing op zichzelf past binnen de stedenbouwkundige structuur van de Paltzerweg. Het betoog faalt. Provinciaal beleid 7. Vereniging Bosch en Duin en Omstreken, Stichting Milieuzorg Zeist en [appellanten sub 3] betogen dat het plan is vastgesteld in strijd met de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015 (hierna: de provinciale structuurvisie), nu het significant negatieve gevolgen heeft voor de EHS. Hiertoe voeren zij in de eerste plaats aan dat de raad zich niet heeft mogen baseren op de quickscan "Flora en Fauna [locatie] te Den Dolder" van LWM van 20 juli 2011 (hierna: de quickscan). Zij benadrukken de belangrijke ondersteunende functie van het plangebied als corridor voor de EHS en als laatste stukje groen aan de Paltzerweg. [appellanten sub 3] hebben in dit verband het onderzoek "Ecologische corridorfunctie [locatie]" overgelegd van De Groene Ruimte van 20 december 2012 (hierna: het onderzoek van De Groene Ruimte). Stichting Milieuzorg Zeist stelt daarnaast dat de realisering van het plan tot gevolg heeft dat de breedte van het bosperceel van 25 meter afneemt tot 10 meter waardoor het gebied ook voor kleinere zoogdieren niet langer een functie als verbindingszone kan vervullen, terwijl - zo volgt volgens haar uit het rapport "Natuuronderzoek Den Dolder" van Buro Zoon van 25 oktober 2005 (hierna: het natuuronderzoek van Buro Zoon) - het plangebied geschikt is als leefgebied voor meerdere beschermde soorten. De stichting wijst er tot slot op dat al veel verstening heeft plaatsgevonden aan de Paltzerweg en in de directe omgeving. 7.1. De raad stelt dat het plan, nu het slechts voorziet in de bouw van één vrijstaande woning, geen significante gevolgen heeft voor de EHS. Hierbij wijst de raad erop dat het plangebied binnen de bebouwde kom, binnen de rode contour, en op een afstand van ongeveer 120 meter van de EHS ligt. De raad stelt daarnaast dat rekening is gehouden met de ligging van het plangebied nabij de EHS door toekenning van de bestemming "Bos - Tuin" aan een overwegend deel van het plangebied. De raad verwijst voor het overige naar de quickscan flora en fauna. 7.2. Uit de provinciale structuurvisie volgt dat nieuwe plannen, projecten of handelingen binnen en in de nabijheid van de EHS die per saldo significante gevolgen hebben voor de te behouden waarden en kenmerken, niet zijn toegestaan tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang (het "nee, tenzij" principe). Dit beleid is tevens neergelegd in de provinciale ruimtelijke verordening van de provincie Utrecht. 7.3. Uit de quickscan volgt dat het plangebied op zichzelf geen bijzondere ecologische waarde heeft en geen tot weinig beschermde soorten voor hun vaste rust en/of nestelplaats aan deze locatie gebonden zijn. De conclusie is daarom dat de bouw van een nieuwe woning geen nadelige invloed zal hebben op de (mogelijk) aanwezige flora en fauna. 7.4. Uit het onderzoek van De Groene Ruimte volgt dat voor een aantal (streng beschermde) diersoorten als de das en de boommarter het plangebied thans bijdraagt aan een noord-zuid verbinding en dat het voor een aantal andere beschermde soorten mogelijk is door het plangebied te trekken, ook al is de huidige inrichting daarvoor niet optimaal. Gedeeltelijke versmalling van de planlocatie zal, zo volgt uit het onderzoek, afhankelijk van de soort de corridorfunctie verminderen. Voorts is in het onderzoek vermeld dat het plan het onaantrekkelijk maar niet onmogelijk maakt voor de das en de boommarter om, als de resterende strook voor deze soorten ecologisch optimaal wordt ingericht, via het plangebied te passeren. Over de hazelworm is vermeld dat deze in de huidige situatie het plangebied kan gebruiken als corridor. Na de realisering van het plan is het plangebied veel minder geschikt als corridor voor de hazelworm. Als vaste verblijfplaats is het plangebied, zo volgt uit het onderzoek, niet geschikt vanwege het ontbreken van ondergroei. 7.5. Vaststaat dat het plangebied geen deel uitmaakt van de EHS doch ligt op een afstand van ongeveer 120 meter. Voor de vraag of de planontwikkeling significante gevolgen heeft voor de EHS is allereerst van belang dat het plangebied in het vorige bestemmingsplan een groene bestemming had. Uit de stukken volgt dat door de omzetting hiervan in wonen niet alle waardevolle bomen kunnen worden behouden. Dat deze omzetting ook significante gevolgen heeft voor de EHS hebben Vereniging Bosch en Duin en Omstreken, Stichting Milieuzorg Zeist en [appellanten sub 3] evenwel niet aannemelijk gemaakt. Hiertoe is van belang dat het plan slechts voorziet in de bouw van één woning binnen de bebouwde kom en in een bestaande bouwstructuur. De situering van de woning en de bouwmogelijkheden zijn bovendien afgestemd op het planologisch regime voor de andere woningen aan de Paltzerweg. Gelet op het voorgaande valt niet in te zien dat het plan zodanige effecten heeft dat significante gevolgen voor de EHS zullen optreden. Een en ander volgt ook niet uit het onderzoek van De Groene Ruimte nu hierin slechts wordt geconcludeerd dat het plangebied thans bijdraagt aan een noord-zuidverbinding, dat het mogelijk is dat er thans dieren gebruik maken van het plangebied en dat dit kan verminderen afhankelijk van de soort. Het natuuronderzoek van Buro Zoon leidt evenmin tot die conclusie nu hieruit ook niet volgt dat het plan significante gevolgen heeft de voor de EHS. Hiertoe is in de eerste plaats van belang dat het natuuronderzoek geen conclusies bevat over de planontwikkeling doch betrekking heeft op een andere ruimtelijke ontwikkeling in Den Dolder. Daarnaast is het plangebied niet vermeld als gebied met natuurwaarden, terwijl de enige aanduiding die wel geldt voor het gebied ‘barrières van wegen en bebouwing niet versterken’ niet nader is toegelicht. Gelet op het voorgaande heeft de raad mogen concluderen dat het plan niet in strijd is met de provinciale structuurvisie. Het betoog faalt. Gemeentelijk beleid 8. Vereniging Bosch en Duin en Omstreken, Stichting Milieuzorg Zeist en [appellanten sub 3] betogen dat het plan is vastgesteld in strijd met het Groenstructuurplan Groen (voor) Zeist (hierna: het Groenstructuurplan). [appellanten sub 3] verwijzen in dit verband naar het onderzoek van De Groene Ruimte en betwisten dat het Groenstructuurplan alleen betrekking heeft op de openbare ruimte. Volgens appellanten is in het Groenstructuurplan uitdrukkelijk bepaald dat het groene karakter van het gebied dient te worden behouden en versterkt, hetgeen volgens hen met het plan niet het geval is. Dit is naar hun mening te meer niet het geval nu het plangebied het laatste stukje groen is aan de Paltzerweg. Zij stellen in dit verband tot slot dat van het plan precedentwerking uitgaat, hetgeen niet verenigbaar is met het eigen beleid van de gemeente. 8.1. De raad stelt dat het Groenstructuurplan in de eerste plaats is gericht op de openbare ruimte. Nu hiervan in dit geval geen sprake is aangezien het plangebied particulier eigendom betreft, is volgens de raad slechts een marginale toetsing aan het Groenstructuurplan op zijn plaats. De raad stelt daarnaast dat het plangebied geen deel uitmaakt van de groenstructuur van de gemeente. De raad stelt verder dat de bouw van één vrijstaande woning op deze locatie geen strijd oplevert met het Groenstructuurplan. De raad licht toe dat de Paltzerweg met de reeds aanwezige ruim opgezette bebouwing en de groene bermen een overgangsgebied vormt tussen het strak opgezette woongebied van Den Dolder-Zuid en het beboste en qua structuur los opgezette gebied van Bosch en Duin. Volgens de raad past het plan in de bestaande bebouwingsstructuur. Daarbij komt dat - naar de raad stelt - verdichting juist wordt nagestreefd om tegemoet te blijven komen aan de woningbehoefte in de streek. De raad stelt in dit verband tot slot dat van het plan geen precedentwerking uitgaat nu dergelijk bijzondere omstandigheden als hier aan de orde, waaronder de ligging binnen de rode contour en het feit dat het particuliere grond betreft, zich niet of zelden zullen voordoen. 8.2. Het Groenstructuurplan schetst de hoofdlijnen van het beleid voor het openbaar groen binnen de bebouwde kom van de kernen van Zeist. Het is een kader voor beheer en onderhoud van het groen en het levert, zoals in het Groenstructuurplan is vermeld, input vanuit het groen bij ruimtelijke of andere ontwikkelingen. Het is één van de toetsingskaders bij afweging tussen verschillende belangen, aldus het Groenstructuurplan. De hoofddoelstelling van het Groenstructuurplan is het veilig stellen, koesteren en versterken van het groene karakter van Zeist, dat bestaat uit een rijkdom van samenstellende, kenmerkende groene structuren. 8.3. Ingevolge artikel 3, lid 3.2, van de planregels mogen op en in de gronden met de bestemming "Bos - Tuin" uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1,5 m mag bedragen. Ingevolge artikel 8, lid 8.1, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met uitzondering van het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- of uitritten, tot elk een oppervlakte van 60 m², en met uitzondering van het aanleggen van paden en tuinverhardingen in de bestemming 'Bos - Tuin' tot een oppervlakte van 250 m²; b. verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, anders dan normaal spit en ploegwerk, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet; c. het ophogen en egaliseren van de gronden, waaronder het aanleggen van geluid- en andere wallen; d. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen; e. het verlagen van het grondwaterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap. f. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur; g. vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben; h. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden (incl. diepploegen, ontginnen en het aanleggen van drainage) dieper dan 0,3 meter onder maaiveld; i. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen; j. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters. 8.4. De Afdeling begrijpt het standpunt van de raad aldus dat het Groenstructuurplan slechts een kader vormt aan de hand waarvan het plan mede is beoordeeld. Hetgeen is aangevoerd geeft geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid hiervan. In dit licht bezien is het niet onredelijk dat de raad in het Groenstructuurplan geen aanleiding heeft gezien het plan niet vast te stellen. Hiertoe is van belang dat aan een niet gering deel van het plangebied de bestemming "Bos - Tuin" is toegekend. Hiervoor geldt op grond van artikel 8 van de planregels, zoals hiervoor weergegeven, een vergunningplicht voor onder meer het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere opstallen. Verder is de woning, anders dan [appellanten sub 3] lijken te betogen, zo gesitueerd dat deze aansluit op de bestaande bebouwingsstructuur van de Paltzerweg. Dat het Groenstructuurplan onvoldoende is vertaald in het plan is gelet op het voorgaande dan ook niet aannemelijk gemaakt. Het betoog dat de raad in de mogelijke precedentwerking die uit zou gaan van het plan aanleiding had moeten zien het plan niet vast te stellen, is niet overtuigend nu niet aannemelijk is gemaakt dat zich vergelijkbare gevallen zullen voordoen. Naar de raad onweersproken heeft gesteld zullen ontwikkelingen vergelijkbaar met de onderhavige steeds opnieuw op hun merites moeten worden beoordeeld en getoetst aan de relevante wetgeving en beleidslijnen. Het betoog faalt. 9. Vereniging Bosch en Duin en Omstreken, Stichting Milieuzorg Zeist en [appellanten sub 3] betogen voorts dat het plan is vastgesteld in strijd met de gemeentelijke structuurvisie "Structuurvisie Zeist 2020" (hierna: de structuurvisie). Hiertoe voeren zij aan dat het plan niet bijdraagt aan de verbetering van natuur en landschap en de versterking van de EHS zoals ten doel gesteld in de structuurvisie. 9.1. De raad stelt dat het gebied in de structuurvisie is aangewezen voor bebouwing en niet ligt binnen de ecologische verbindingszone waarvoor is bepaald dat de groenstructuur dient te worden versterkt. Verwezen wordt naar de bij de structuurvisie behorende kaart. 9.2. Op de structuurvisiekaart is het plangebied aangeduid als bebouwing. Het plangebied valt niet binnen de aanduiding ecologische verbindingen. Het door appellanten aangehaalde beleid inzake de versterking van de ecologische corridor is in zoverre dan ook niet van toepassing. Gelet hierop valt niet in te zien dat de raad in de structuurvisie aanleiding had moeten zien het plan niet vast te stellen. Het betoog faalt. Geluid 10. Vereniging Bosch en Duin en Omstreken, Stichting Milieuzorg Zeist en [appellanten sub 3] betogen dat de ten hoogste toelaatbare waarde voor geluid als bedoeld in de Wgh ter plaatse van de woning wordt overschreden. In dit verband voeren zij onder meer aan dat de raad zich niet heeft mogen baseren op het rapport "Akoestisch onderzoek Realisatie woning [locatie] Den Dolder, gemeente Zeist" van Groenewold van 11 april 2011 (hierna: het akoestisch onderzoek). Zij stellen dat in het akoestisch onderzoek ten onrechte rekening is gehouden met de geluidafschermende werking van een appartementencomplex op het voormalige Overtoomterrein. Volgens hen is onzeker of het appartementencomplex zal worden gerealiseerd. Vereniging Bosch en Duin en Omstreken wijst op het besluit van 12 februari 2013 waarin is bepaald dat de raad zich tot het uiterste zal inspannen medewerking aan een nieuw bouwplan voor het Overtoomterrein te verlenen. Nu de geluidbelasting de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting op grond van de Wgh zal overschrijden, zal volgens Stichting Milieuzorg Zeist ook niet worden voldaan aan het Milieubeleidsplan Milieu op de kaart en zal - naar [appellanten sub 3] stellen - de realisering van een woning niet op kwalitatief goede wijze kunnen plaatsvinden. 10.1. De raad stelt dat nu een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend voor de bouw van een appartementencomplex op het Overtoomterrein, in het akoestisch onderzoek van de afschermende werking hiervan voor de geluidbelasting op de gevel van de woning mocht worden uitgegaan. De raad licht verder toe dat, ook als het appartementencomplex niet wordt gerealiseerd, er een ontwikkeling met enige afschermende werking zal plaatsvinden, waardoor de ten hoogste toelaatbare waarde als bedoeld in de Wgh en het Bgh niet zal worden overschreden. De raad wijst er in dit verband op dat de gemeente bij alle onderhandelingen over de nieuwe invulling van het voormalige Overtoomterrein direct betrokken is. 10.2. Ingevolge artikel 4.9, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bgh, zoals deze bepaling luidde ten tijde van belang, is de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege een spoorweg, van de gevel van woningen 55 dB, in geval van een nog niet geprojecteerde woning, voor zover de woningen zijn gelegen binnen de zone van die spoorweg. 10.3. Nu het plan voorziet in een woning en het plangebied binnen de geluidzone van een spoorweg ligt, staat vast dat de Wgh van toepassing is. Dit betekent dat de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting op de gevel van de woning vanwege de spoorweg maximaal 55 dB mag bedragen. Uit het akoestisch onderzoek volgt dat de geluidbelasting op de gevel van de in het plan voorziene woning na realisatie van het appartementencomplex op het Overtoomterrein 52 dB zal bedragen. Zonder de afschermende werking van dit appartementencomplex zal de geluidbelasting op de gevel van de voorziene woning 58 dB bedragen. Bij besluit van 9 april 2009 is de bouw van het appartementencomplex vergund. Vaststaat dat ten tijde van de vaststelling van het plan onzeker was of het appartementencomplex zou worden gerealiseerd. De raad heeft dit ter zitting bevestigd en toegelicht dat het Overtoomterrein, in verband met effecten van de economische crisis alsmede met de wens een spoortunnel te realiseren, op andere wijze zal worden ontwikkeld dan vergund bij voornoemd besluit. Dit komt ook tot uitdrukking in de gemeentelijke structuurvisie. Gelet op het voorgaande heeft de raad er niet van mogen uitgaan dat het appartementencomplex binnen de planperiode zal worden gerealiseerd en heeft hij niet van de geluid afschermende werking hiervan mogen uitgaan. De omstandigheid dat de raad verwacht dat anderszins maatregelen om geluidoverlast te beperken zullen worden getroffen maakt het voorgaande, wat daarvan ook zij, niet anders nu niet is verzekerd dat die maatregelen inderdaad worden getroffen. Dit betekent dat niet vaststaat dat de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van 55 dB niet zal worden overschreden. De raad heeft dit niet onderkend, wat tot de conclusie leidt dat het plan in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Het betoog slaagt. 11. Stichting Milieuzorg Zeist en [appellanten sub 3] betogen verder dat de ten hoogste toelaatbare waarde voor wegverkeer van 48 dB wordt overschreden ter plaatse van de voorziene woning. Zij stellen, onder verwijzing naar verkeerstellingen die hebben plaatsgevonden in het kader van het Verkeerscirculatieplan Den Dolder, Bosch en Duin, Huis ter Heide-noord (hierna: het Verkeerscirculatieplan), dat de in het akoestisch onderzoek genoemde verkeersintensiteit van 577 motorvoertuigen per etmaal (hierna: mvt/e) op de Tolhuislaan niet juist is. Ook is volgens Stichting Milieuzorg Zeist en [appellanten sub 3] ten onrechte uitgegaan van een geasfalteerde weg in plaats van een klinkerstraat wat betreft de Paltzerweg. 11.1. De raad stelt dat het akoestisch onderzoek naar zijn aard en wijze van totstandkoming deugdelijk is en dat hij zich hier dan ook op heeft mogen baseren. De raad wijst op het rapport van de milieudienst Zuidoost-Utrecht van 27 mei 2011. De raad stelt daarnaast dat in april 2012 geen verkeersintensiteitmetingen zijn geregistreerd op de Tolhuislaan. Een verkeersintensiteit van 2.941 mvt/e leidt volgens de raad bovendien niet tot problemen aangezien een dergelijke verkeersintensiteit op de Paltzerweg evenmin tot problemen leidt. 11.2. Vaststaat dat ten tijde van de vaststelling van het plan voor zowel de Paltzerweg als de Tolhuislaan een maximale snelheid van 30 kilometer per uur gold, zodat de Wgh in zoverre niet van toepassing is. Dit laat echter onverlet dat de raad vanuit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening dient te bezien of ter plaatse van de voorziene woning een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. De raad heeft een en ander inzichtelijk gemaakt met het akoestisch onderzoek. Uit dit onderzoek volgt dat de geluidbelasting van het wegverkeer op de gevel van de voorziene woning 48 dB bedraagt. Dat in dit verband met onjuiste verkeersintensiteiten is gerekend volgt, anders dan Stichting Milieuzorg Zeist en [appellanten sub 3] menen, niet uit het Verkeerscirculatieplan. In het Verkeerscirculatieplan zijn weliswaar verkeerstellingen opgenomen, doch deze hebben geen betrekking op de Tolhuislaan. In zoverre bestaat dan ook geen aanleiding te twijfelen aan de conclusies uit het akoestisch onderzoek. Dit is anders voor zover het gaat om de effecten van het wegdek van de Paltzerweg voor de geluidbelasting. Hieromtrent is ter zitting gebleken dat al voor de vaststelling van het plan het besluit was genomen om het wegdek van de Paltzerweg te vervangen voor klinkers in plaats van asfalt. Het effect hiervan voor de geluidbelasting op de gevel van de voorziene woning is door de raad niet berekend en dientengevolge niet meegenomen in de besluitvorming. Nu bovendien op voorhand niet vaststond dat de verandering van het wegdek geen effect zal hebben, is het bestreden besluit in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en daarmee in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Het betoog slaagt. Flora- en faunawet 12. Stichting Milieuzorg Zeist betoogt verder dat de Flora- en faunawet (hierna: Ffw) uitgebreider natuuronderzoek vereist dan dat aan het plan ten grondslag is gelegd. De stichting stelt dat niet kan worden uitgesloten dat binnen het plangebied strikt beschermde soorten voorkomen of dat het plangebied wordt gebruikt als foerageer- en/of migratieroute. 12.1. De raad stelt dat hij zich heeft mogen baseren op de quickscan en het aanvullend onderzoek naar vleermuizen en reptielen. Gezien de resultaten van de quickscan en gelet op de kleinschaligheid van de ruimtelijke ontwikkeling, is volledig soortenonderzoek zoals Stichting Milieuzorg Zeist betoogt volgens de raad niet nodig is. 12.2. In hetgeen is aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de quickscan zodanige gebreken dan wel leemtes in kennis vertoont dat de raad zich hierop niet heeft mogen baseren. De verwijzing naar het natuuronderzoek van Buro Zoon is hiertoe onvoldoende, nu dit onderzoek geen betrekking heeft op de onderhavige planontwikkeling en hier bovendien niet uit volgt dat beschermde soorten in het plangebied voorkomen. Uitgaande van de conclusies van de quickscan valt niet in te zien dat de raad op voorhand in redelijkheid er niet van heeft mogen uitgaan dat de Ffw niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. Het betoog faalt. Overige 13. Stichting Milieuzorg Zeist stelt voorts dat binnen het plandeel met de bestemming "Wonen - 1" de regels voor het bouwen van bijgebouwen dienen te worden aangescherpt. Stichting Milieuzorg Zeist en [appellanten sub 3] stellen daarnaast dat de bebouwingsmogelijkheden binnen de bestemming "Bos - Tuin" ten onrechte niet zijn gelimiteerd. De stichting wijst in dit verband op de regels voor het realiseren van de ontsluiting van het perceel. [appellanten sub 3] stellen dat de voorzijde van de woning aan de Paltzerwegzijde zou moeten worden gesitueerd. 13.1. De raad stelt dat de regels voor de bestemming "Bos - Tuin" overeenkomen met de regels hiervoor in het bestemmingsplan "Den Dolder-Zuid, Bosch en Duin, Huis ter Heide-Noord" en zelfs op punten restrictiever zijn. Met betrekking tot de ontsluiting van het perceel stelt de raad dat voor de aanleg van de in- en uitrit een aanlegvergunningenstelsel geldt. Daarbij wijst de raad erop dat voor het kappen van bomen op grond van de Bomenverordening een omgevingsvergunning is benodigd. Aan deze vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden zoals een herplantplicht of een financiële herplantplicht, aldus de raad. 13.2. Ingevolge artikel 4, lid 4.1, van de planregels, voor zover thans van belang, zijn de voor "Wonen - 1" aangewezen gronden bestemd voor wonen. Ingevolge artikel 4, lid 4.2.2, aanhef en onder f, mogen bijgebouwen en overkappingen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd, op tenminste 3 meter achter de voorgevelrooilijn van de woning. Ingevolge ditzelfde lid onder g, mag de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak, bij elke woning niet meer dan 40 m² bedragen plus 2% van de oppervlakte van het desbetreffende bouwperceel, tot een maximum van 100 m² en met dien verstande dat het bouwperceel daardoor nooit voor meer dan 50% mag worden bebouwd (inclusief de bij de woning behorende gronden die voor 'Bos-Tuin' zijn aangewezen). Ingevolge ditzelfde lid onder h mag de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 3 m bedragen, de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m en de dakhelling niet meer dan 60°. 13.3. Wat betreft de mogelijkheid om bijgebouwen te realiseren bestaat geen aanleiding te oordelen dat de raad deze verder had moeten inperken, gelet op de afstemming hiervan met het bestemmingsplan "Den Dolder-Zuid, Bosch en Duin, Huis ter Heide-Noord" alsmede gelet op de regels die al in het plan zijn opgenomen. Dit geldt niet voor de bouwmogelijkheden binnen de bestemming "Bos - Tuin". De Afdeling begrijpt de planregels, zoals hiervoor weergegeven onder 9.3, aldus dat alleen andere bouwwerken mogen worden gebouwd met een maximale hoogte van 1,5 meter. Een ander bouwwerk is volgens artikel 1 van de planregels een bouwwerk, geen gebouw zijnde. Daarnaast is onder omstandigheden voor de plandelen op grond van artikel 8 een omgevingsvergunning verplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Hoewel de bouw van andere bouwwerken in hoogte is beperkt, is de bouw niet in omvang beperkt. De raad heeft niet gemotiveerd dat dit gelet op de te beschermen waarden op het perceel aanvaardbaar is. Het bestreden besluit berust in zoverre niet op een deugdelijke motivering en is in zoverre in strijd met artikel 3:46 van de Awb. Het betoog slaagt. 14. [appellanten sub 3] hebben zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellanten sub 3] hebben in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn. Het betoog faalt. Slotoverwegingen 15. In hetgeen Vereniging Bosch en Duin en Omstreken, Stichting Milieuzorg Zeist en [appellanten sub 3] hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. De beroepen zijn gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd. 16. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl. 17. De raad dient ten aanzien van [appellanten sub 3] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Hierbij overweegt de Afdeling dat het verzoek van [appellanten sub 3] om vergoeding van de kosten die gemaakt zijn voor het door hen ingebrachte deskundigenrapport wordt afgewezen, nu dat rapport niet van betekenis is geweest voor de beslissing op hun beroep. Voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van Vereniging Bosch en Duin en Omstreken en Stichting Milieuzorg Zeist bestaat geen aanleiding. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: I. verklaart de beroepen gedeeltelijk gegrond; II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Zeist van 6 november 2012, nr. 12RAAD0087, tot vaststelling van het bestemmingsplan "[locatie]"; III. draagt de raad van de gemeente Zeist op om binnen vier weken na de verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl; IV. verklaart de beroepen voor het overige ongegrond; V. veroordeelt de raad van de gemeente Zeist tot vergoeding van bij [appellant sub 3 A] en mevrouw [appellant sub 3 B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; VI. gelast dat de raad van de gemeente Zeist aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 310,00 (zegge: driehonderdtien euro) voor de stichting Stichting Milieuzorg Zeist en omstreken, € 310,00 (zegge: driehonderdtien euro) voor de vereniging Vereniging Bosch en Duin en Omstreken en € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) voor [appellanten sub 3] vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, voorzitter, en mr. J.H. van Kreveld en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.A. van Heusden, ambtenaar van staat. w.g. Simons-Vinckx w.g. Van Heusden voorzitter ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 25 september 2013 647. |