Factsheet laagfrequent geluid
RIVM, 3 juni 2013
De bijgevoegde ‘factsheet’ is opgesteld ten behoeve van de
Directie Klimaat, Lucht en Geluid van het ministerie van IenM.
Verzocht is om een korte schets van de kennis over laagfrequent
geluid. Deze ‘factsheet’ is geen uitputtende analyse van alle
relevante onderzoeken, maar een kort overzicht op basis van
actuele kennis en literatuur (een ‘quick-scan’).
Begrippenkader
- Het bereik van het menselijk gehoor ligt in het
frequentiegebied tussen 20 en 20.000 Hz. Mensen met een minder
goed gehoor kunnen hoge tonen meestal slechter horen. Dan ligt
de bovengrens op 10.000 Hz, soms nog lager. Geluid onder de 100
Hz is voor velen ook moeilijker te horen.
- ‘Gewoon’geluid, dat wil zeggen geluid zoals dat in de
buitenlucht natuurlijk voorkomt, ligt meestal in het
frequentiegebied tussen 400 en 2500 Hz.
- Laag Frequent Geluid (LFG) is geluid met een frequentie
beneden 100/125 Hz. Het is meestal mechanisch gegenereerd
geluid.
- Geluid met frequenties onder 20 Hz wordt infra-geluid
genoemd. Dit is alleen waarneembaar voor mensen als het heel
sterk is; de waarneming is dan niet als geluid te herkennen maar
meer als ‘druk op de oren’ of als trilling.
- De definitie van laagfrequent geluid is afkomstig uit de
Richtlijn Laagfrequent geluid van de Nederlandse Stichting
Geluidhinder. Deze richtlijn heeft geen wetgeldigheid maar is
via jurisprudentie wel een veel gebruikte bron. Daarnaast
wordt in jurisprudentie ook verwezen naar de “Vercammen-curve”
die betrekking heeft op het gebied tussen 20 en 125 Hz.
- In verschillende landen worden verschillende ranges
gebruikt, bijvoorbeeld Denemarken: < 160 Hz, Japan: <80 Hz,
Polen: <250 Hz, Nederland: <100/125 Hz.
Bronnen van laagfrequent geluid
-
• Bijna alle geluidbronnen produceren naast hoger
frequent geluid ook laagfrequent geluid. In de meeste gevallen
wordt het laagfrequent geluid door het hoger frequente geluid
overstemd en dan wordt het niet als zodanig waargenomen.
Laagfrequent geluid wordt op verschillende manieren opgewekt: door
luchtstromingen langs objecten of in leidingsystemen of door
mechanische trillingen veroorzaakt door machines en apparaten.
Bekende LEG-bronnen zijn: windstroming langs objecten of in
schoorstenen; windturbines; gasturbines; procesfornuizen;
luchtkoelers; zu igercompressoren; transformatoren; persen, e.d.
Ook wegverkeer, railverkeer, scheepvaart en luchtvaart veroorzaken
laagfrequent geluid, Datum maar dat wordt op niet te grote
afstanden (tot 1000 â 2000 m tussen bron 3juni 2013 en ontvanger)
overstemd door het hoorbare geluid.
-
Laagfrequent geluid dempt op grotere afstand
minder uit dan geluid met hogere frequenties (‘gewoon’ geluid). Op
afstanden van meer dan 5 km van sterke geluidbronnen blijft alleen
de laagfrequente component over. Dat is een bekend fenomeen bij
bijvoorbeeld proefdraaien en taxiën van vliegtuigen of bij
scheepvaart. Dit is één van de oorzaken dat Iaagfrequent geluid
niet makkelijk aan een bron toe te wijzen valt. • Laagfrequent
geluid wordt door gevels ook minder gedempt dan geluid met hogere
frequenties. In woningen en gebouwen kan bovendien versterking van
het geluid ontstaan door zogenaamde ‘opslingering’ (resonantie).
Dat komt omdat de golflengtes van laagfrequent geluid, die bepalend
zijn voor deze zgn. “staande golven” goed passen bij de maten van
een woning of vertrek. • Geluid kan tot verschillende
gezondheidseffecten leiden. De meest bekende hiervan zijn: hinder,
slaapverstoring, leesachterstand, verhoogde bloeddruk en
hartinfarct. Voor deze effecten bestaat voldoende bewijs. Voor LFG
bestaat er consensus over effecten als hinder en slaapverstoring.
Voor andere effecten of aandoeningen die met LFG in verband worden
gebracht, zoals duizeligheid, evenwichtsverlies en zogeheten vibro
akoestische aandoeningen, is er geen consensus. Over een aanvullend
effect van LEG op hinder of gezondheid is op dit moment niets
bekend.
-
Bij ‘gewoon’ geluid wordt fluctuerend geluid als
hinderlijker en meer slaapverstorend ervaren dan continu geluid.
Voor laagfrequent geluid is onbekend of dit het geval is.
-
Bij ‘gewoon’ geluid wordt tonaal geluid als
hinderlijker ervaren dan breedbandig geluid. Laagfrequent geluid is
meestal niet als tonaal te herkennen en het is niet bekend of
tonaliteit een rol speelt in de hinderlijkheid van laagfrequent
geluid.
-
Bij relatief lage geluidniveaus kan laagfrequent
geluid in bepaalde omstandigheden als hinderlijk worden ervaren,
maar vaak wordt de bron niet herkend. Het aantal meldingen bij
GGD-en over LFG is laag en betreft ongeveer 1% (ca. 30 per jaar)
van alle klachtmeldingen bij GGD-en.
-
Normen voor geluid zijn meestal op de
buitenwaarde gebaseerd en daaraan zijn eisen voor gevelisolatie
verbonden (volgens het Bouwbesluit 2012 geldt voor de
scheidingsconstructie tussen de buitenlucht en een
‘verblijfsgebied’ een minimale geluidwering van 20 dB. Deze eis
geldt voor het frequentiegebied van 100 tot 4000 Hz). De
geluidisolatie van een gevel voor LFG is geringer en als er sprake
is van LEG blijft dus meer geluid binnen over dan bij ‘gewoon’
geluid.
-
LFG wordt tenslotte minder gedempt dan ‘gewoon’
geluid door geluidwerende maatregelen zoals geluidschermen, omdat
er meer geluidsenergie over de schermrand heen buigt naarmate de
frequentie van het geluid lager is. Naarmate er meer geluidschermen
worden toegepast zal het overblijvende geluid meer laagfrequente
componenten hebben omdat de hoogfrequente componenten gedempt
worden.
-
In Nederland zijn twee richtlijnen voor
laagfrequent geluid beschikbaar: de NSG richtlijn (zie www.nsg.nl)
en de “Vercammen-curve’. Deze stelt een afwijkende weging van
geluid voor die vergelijkbaar is met de dS(C) curve. Beide
richtlijnen bestaan naast elkaar, hebben geen wetgeldigheid, maar
worden wel vaak toegepast.
-
Er is geen overkoepelende Europese regelgeving
wat betreft laagfrequent Datum geluid.
Geluid van windturbines
-
De (geplande) bouw van windturbines, zowel op
land als offshore, is regelmatig aanleiding tot sterke afwijzende
reacties vanuit de omgeving. Die reacties zijn gebaseerd op
verwachtingen over de aantasting van het landschap, lichthinder
door werking van zonlicht op de draaiende wieken en geluidhinder.
Uit onderzoek blijkt dat mensen die vanuit huis een windturbine
kunnen zien meer hinder ervaren dan mensen die de turbine niet
kunnen zien (RIVM, 2008)
-
Windturbines genereren mechanisch geluid (in de
turbine) en stromingsgeluid (aan de wieken), dat deels ook als
laagfrequent geluid te beschouwen is. Bij moderne turbines
overheerst (op afstanden tot enkele km) het stromingsgeluid. Voor
offshore windfarms is ook sprake van onderwater geluid en het
effect daarvan op het zeeleven is een aandachtspunt bij de
milieueffectrapportage (MER) tijdens de planvorming.
-
Op basis van Nederlands gegevens (N=725) onder
respondenten die in de buurt van tenminste twee windturbines
woonden en 2 Zweedse onderzoeken is door TNO [1] een dosis-effect
relatie voor (ernstige) hinder van windturbines vastgesteld. Bij 47
dB(A) loopt het percentage ernstige hinder (binnen) door
windturbinegeluid op tot zo’n 9%, terwijl dat voor bijvoorbeeld
wegverkeer bij vergelijkbare niveaus minder dan 3% betreft. Niveaus
boven de 50 dB Lden komen bij windturbines nauwelijks voor.
-
In 2008 concludeerde het RIVM in een rapportage
aan de GGD over windmolens en laagfrequent geluid: “Windturbines
produceren zeker laagfrequent geluid. Wellicht kan het
laagfrequente deel van het geluid van windturbines tot extra hinder
leiden, maar er is nog geen evidentie dat dit een factor van belang
is. Dat het door bewoners belangrijk wordt geacht zou kunnen liggen
aan spraakverwarring: De laagfrequente (tot 1 Hz) draaisnelheid van
de bladen van een windturbine wordt vaak ervaren als hinderlijk
fluctuerend geluid en wordt soms verward met een lage
geluidfrequentie”.
-
Tussen 2008 en heden is de maatschappelijke
discussie over windenergie sterk opgelaaid en worden door
omwonenden gezondheidsklachten toegeschreven aan windturbines. Er
is nog onvoldoende wetenschap-pelijke onderbouwing om te kunnen
beoordelen of deze toegeschreven effecten reëel zijn.
-
Een panel van experts van het Massachusetts
Department of Environmental Protection concludeerde in 2012 dat er
onvoldoende wetenschappelijk bewijs is dat geluid van windturbines
directe — dat is onafhankelijk van hinder en slaapverstoring -
gezondheidseffecten veroorzaakt. • In 2010 is het besluit
‘wijziging milieuregels windturbines’ gepubliceerd. Onderdeel van
dit besluit is een nieuwe normstelling voor windturbines. De norm
voor de geluidsbelasting buiten aan de gevel Lden wordt op 47 dB
gesteld. De nachtnorm, die bepalend is omdat een windturbine ook ‘s
nachts in werking is, wordt gesteld op 41 dB Lnight. Bij dergelijke
niveaus zal ongeveer 9% van de bewoners nog ernstige hinder kunnen
ondervinden.
-
In Denemarken geldt sinds januari 2012 een
geluidnorm van 20 dB(A) voor Datum LFG van windturbines. Dit
betreft het A-gewogen geluidniveau voor het frequentiegebied van 10
tot en met 160 Hz binnen de woning.
-
De Nederlandse 47 Lden/4lLnight normen geven een
mate van bescherming tegen LFG die goed vergelijkbaar is met de
Deense norm, ook al is de werkelijke omvang van de bescherming nu
nog niet precies bekend. Een en ander is afhankelijk van het type
windmolen en het windmolenpark en de geluidwering van de woning.
[1] Sabine A. Janssen, Henk Vos, Arno R. Eisses,
Eja Pedersen (2011) A comparison between exposure-response
relationships for wind turbine annoyance and annoyance due to other
noise sources J. Acoust, Soc. Am. 130 (6),Pages: 3746—3753. Pagina Bron:
Rijksoverheid |