Staatssecretaris Atsma: Swung in werking 1 juli 2012

Frank Elbers, adviseur bij dBvision en docent Masterclass Swung, 27 april 2012.

Staatssecretaris Atsma schrijft in april 2012 aan de Tweede Kamer dat hij Swung-1 op 1 juli in werking wil laten treden. Dit voornemen is opgenomen in de brief waarmee Atsma het Besluit geluid milieubeheer en het Invoeringsbesluit geluidproductieplafonds in het kader van de zogenaamde nahang procedure aan de Kamerleden aanbiedt. In deze brief geeft het ministerie van I&M voor het eerst een duidelijk tijdstip van inwerking treding aan.

Besluit geluid milieubeheer is Amvb van Swung-1

Het genoemde Besluit geluid milieubeheer is de Amvb van het wetsvoorstel Swung-1. Dit besluit is op 20 april 2012 gepubliceerd in het Staatsblad. In het besluit worden veel zaken onder de Swung wet geregeld zoals nadere regels voor geluidplannen, actieplannen alsmede saneringsplannen, de geluidsgevoelige bestemmingen en het zogenaamde doelmatigheidscriterium. In hetzelfde Staatsblad is tevens de Invoeringsregeling geluidproductieplafonds gepubliceerd. Dit artikel gaat nader in op de nieuwe definitie van geluidgevoelige bestemmingen, nadere regels voor de naleving van geluidproductieplafonds, de beoordeling van de doelmatigheid van maatregelen én nadere regels over de inhoud van het saneringsplan. Wilt u de brondocumenten raadplegen, dan kunt u die vinden in de SWUNG-bibliotheek.

Nieuwe definitie voor geluidgevoelige bestemmingen

Het Besluit geluid milieubeheer geeft in artikel 2 lid 1 aan welke bestemmingen geluidgevoelig zijn: a. een woning; b. een onderwijsgebouw; c. een ziekenhuis; d. een verpleeghuis; e. een verzorgingstehuis; f. een psychiatrische inrichting; g. een kinderdagverblijf; h. een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Huisvestingswet, en i. een ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen. Ten opzichte van de thans vigerende Wet geluidhinder zijn nu ook alle kinderdagverblijven én de ligplaatsen voor woonschepen geluidgevoelig.

Nadere regels voor naleving van de geluidproductieplafonds

In artikel 11.22 regelt het wetsvoorstel Swung dat de ProRail en RWS voor 1 oktober aan de minister van I&M een verslag zenden met betrekking tot naleving van de geluidproductieplafonds in het voorafgaande kalenderjaar. Het Besluit geluid milieubeheer geeft in artikel 29 regels over de inhoud van dit verslag. Zo dient in het verslag de resterende geluidruimte te staan. Dat is het verschil tussen de berekende geluidproductie op de referentie en de geldende geluidproductieplafonds. Indien de geluidruimte 0,5 dB of minder is dan bevat dit verslag tevens een prognose van het jaar waarin het geluidproductieplafond volledig is benut. Indien uit deze prognose blijkt dat het geluidproductieplafonds binnen ca. 5 jaar volledig is benut, is in het verslag of het daarop volgende verslag tevens aangegeven op welke wijze de beheerder wil voorkomen dat de geluidproductieplafonds wordt overschreven.

Beoordeling doelmatigheid van maatregelen bij sanering en plafondoverschrijding

Artikel 31 van het Besluit geluid milieubeheer geeft nadere regels over de beoordeling van de financiële doelmatigheid van geluidbeperkende maatregelen. Lid 1 van dit artikel geeft aan de kosten van een dergelijk doelmatige maatregel (uitgedrukt in maatregelpunten) niet hoger mag zijn dan de baten (uitgedrukt in reductiepunten). Tevens is in dit lid aangegeven dat de beoordeling dient plaats te vinden voor het cluster waar de maatregel voor is bedoeld. In lid 2 is geregeld dat extra kosten (maatregelpunten) in redelijke verhouding dient te staan tot de extra geluidreductie die door het treffen van deze maatregel kan worden bereikt.

In artikel 32 wordt aangegeven hoe het aantal reductiepunten bij een dergelijk cluster bepaald dient te worden. Het aantal reductiepunten wordt bepaald door het optellen van de reductiepunten per woning die worden gegenereerd door alle geluidsgevoelige objecten in het cluster. Speciale regels zijn er voor het meetellen van andere geluidsgevoelige objecten, woonwagen standplaatsen en ligplaatsen voor woonschepen. Overdrachtsmaatregelen worden enkel als doelmatig beoordeeld als deze tenminste 5 dB reduceert op tenminste één geluidsgevoelig object in het cluster. Bij deze reductie wordt de eventuele reductie door bronmaatregelen ook meegenomen.

Bijlage 1 van het besluit bevat een tabel waarmee het aantal reductiepunten per woning is te bepalen. Deze tabel is in onderstaande grafiek weergegeven. Wat bij het beoordelen van de reductiepunten opvalt is dat het aantal beschikbare reductiepunten start bij een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde zoals gegeven in art. 11.2 van het wetsvoorstel Swung. Deze voorkeursgrenswaarde is 50 dB voor wegen en 55 dB voor spoorwegen. En dat tevens het aantal punten toeneemt als de geluidniveaus toenemen. Voor hogere geluidbelastingen is daardoor meer budget (reductiepunten) beschikbaar om maatregelen te treffen. Tevens is een duidelijke sprong te zien bij de maximale waarde zoals is gegeven in art. 11.2 van het wetsvoorstel Swung. Deze maximale waarde is 65 dB voor wegen en 70 dB voor spoorwegen. Deze maximale waarde is tevens de grenswaarde voor sanering zoals bepaald in artikel 11.57 van het wetsvoorstel Swung. Door deze sprong is bij een situatie waar de doelmatigheid van maatregelen wordt beoordeeld, voor saneringsobjecten veelal een dergelijk twee tot drie keer zo hoog budget (reductiepunten) beschikbaar voor maatregelen als voor maatregelen voor niet saneringswoningen. Daardoor wordt extra ingezet op het voorkomen van hoge geluidbelastingen door bron- of overdrachtsmaatregelen.

Nadere regels voor de inhoud van het saneringsplan

Artikel 39 van het Besluit geluid milieubeheer geeft nadere regels over de inhoud van het saneringsplan. Een dergelijk plan bevat een lijst met alle adressen van de betrokken saneringsobjecten. Naast een beschrijving van de maatregelen bevat het plan ook het tijdstip waarop met de uitvoering van de maatregelen kan worden begonnen én de verwachte duur van de uitvoering van de maatregelen.