SWUNG nieuwigheden: monitoringsverslag en geluidregister

Ruben van Moppes, 22 juni 2012
 
Over de auteur: Ruben van Moppes is adviseur bij dBvision

 “De beheerder van de (spoor)weg is verantwoordelijk voor het naleven van de geluidproductieplafonds (GPP’s).” Zo staat het, kort samengevat, in de wet. Jaarlijks zal de beheerder in een publiekelijk toegankelijk verslag aangeven hoe het staat met deze naleving. Voor de berekeningen die nodig zijn om te toetsen of de GPP’s niet worden overschreden, gebruiken ProRail en Rijkswaterstaat informatie uit het Geluidregister. Zowel het monitoringsverslag als het Geluidregister worden in dit artikel verder toegelicht.

Monitoring van de GPP’s

Om de GPP’s na te leven, zullen ProRail en Rijkswaterstaat jaarlijks een monitoringsverslag uitbrengen. Daarin wordt aangegeven of de geluidniveaus op de GPP-punten, elke 100 meter gelegen op 50 meter aan weerzijden van de weg, inderdaad lager zijn vastgestelde plafondwaarden. Er zullen echter GPP-punten zijn, waarbij het verschil tussen de plafondwaarde en het berekende geluidsniveau minder dan 0,5 dB is (een ‘oranje lampje’). In het slechtste geval kan blijken dat er zelfs een overschrijding is (een ‘rood lampje’). De (spoor)wegbeheerder zal in beide gevallen moeten aangeven hoe en wanneer de geluidniveaus op alle GPP-punten in de komende jaren onder de vastgestelde plafondwaarde komt en/of blijft.

Naast het monitoringsverslag zullen Rijkswaterstaat en ProRail moeten toetsen of projecten doorgang kunnen vinden, zonder overschrijding van het GPP. Dit komt naar voren bij bijvoorbeeld (spoor)wegaanpassingen en snelheidsverhogingen. Daarnaast zal ook bij bijvoorbeeld het invoeren van een nieuwe dienstregeling. Getoetst moeten worden of de GPP’s niet overschreden worden.

Het register

Bij (vrijwel) alle berekeningen die gedaan zullen worden om te berekenen of er sprake is van een (dreigende) GPP-overschrijding, zullen gegevens uit het register geraadpleegd moeten worden. De inhoud van dit register is via internet publiekelijk toegankelijk. Grofweg staat er in het register het aantal, type en snelheid van de voertuigen dat over de (spoor)weg rijdt en het type asfalt of de spoorgegevens zoals de gebruikte dwarsliggers. Daarnaast zijn de geluidschermen opgenomen in het register. Een belangrijk verschil in de inputgegevens zijn de algemene uitgangspunten en de uitgangspunten die gebruikt zijn voor de ‘recente projecten’.


Een screenshot van het geluidregister voor rijkswegen

Algemene uitgangspunten geluidregister wegverkeer

Als uitgangspunt voor de eerste vaststelling van de plafondwaarden is in het register de werkelijke situatie uit 2008 opgenomen. Wat betreft het type asfalt is het relevant dat waar in 2008 dicht asfalt (DAB) lag en waar het technisch mogelijk is om ZOAB aan te leggen, in het geluidregister is opgenomen dat er ZOAB ligt. In het register kan het asfalt op een snelweg dus alleen DAB zijn in speciale situaties, zoals op toe- en afritten en oude viaducten.

De rekenmethodiek om het geluidsniveau op de GPP-punten te berekenen, heet SILENCE. SILENCE is een vereenvoudigde rekenmethodiek ten opzichte van de ‘gebruikelijke’ rekenmethodiek (SRM2 in RMG-2012). Enkele van de vereenvoudigingen zijn:

  • Eventuele beperking van het aantal bronregisterlijnen (rijlijnen) tot tenminste één per rijbaan;
  • Geen hellingstoeslag en optrektoeslag
  • Maximaal 1 reflectie
  • Bij absorberende schermen wordt geen reflectiebijdrage in rekening gebracht
  • Met uitzondering van de verharding van de weg wordt uitgegaan van een akoestisch zachte bodem
  • Gebouwen en andere obstakels worden buiten beschouwing gelaten

Voor het vaststellen van de plafondwaarde wordt bij het aldus berekende geluidsniveau 1,5 dB opgeteld: de ‘plafondcorrectiewaarde’. Bij de jaarlijks monitoringstoets waarbij gecontroleerd wordt of er plafondoverschrijdingen plaatsvinden, zal de beheerder gegevens uit 2008 uit het register vervangen door de werkelijke gegevens van het voorgaande jaar en de plafondcorrectiewaarde buiten beschouwing laten. Ook bij de controle of een project niet zorgt voor een plafondoverschrijding, zal als input de geprognosticeerde toekomstige situatie (zonder correctiewaarde) worden ingevoerd. Echter, bij akoestische onderzoeken zal vaak berekend moeten worden wat de geluidsbelasting bij een woning is uitgaande van een ‘vol plafond’. Bij die onderzoeken zijn de gegevens uit 2008 (inclusief de plafondcorrectiewaarde) nodig als invoer in het rekenmodel.

Goed om te beseffen is dat bovenstaande vereenvoudigingen alleen gelden voor berekeningen op GPP-punten. Als een akoestisch onderzoek wordt gedaan naar de geluidsbelasting bij woningen, mag geen rekening gehouden worden met deze vereenvoudigingen. In dat geval moet niet met SILENCE worden gerekend, maar met het RMG-2012 en de eisen die Rijkswaterstaat stelt in het Handboek Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai.

Algemene uitgangspunten voor spoorwegen


Een screenshot van het geluidregister voor spoorwegen

Voor spoorwegen geldt min of meer hetzelfde als voor wegverkeer. Uiteraard zijn er in het geluidregister dan gegevens te vinden over het type bovenbouw, de toeslag voor kunstwerken en het type treinen. Een belangrijk verschil is verder dat er bij de eerste vaststelling van de plafondwaarden niet gerekend wordt met de situatie uit 2008, maar met de gemiddelde situatie over de periode 2006-2008. Daarbij gaat het dan om het gemiddeld aantal per type trein. Voor de bovenbouw en de snelheid is de situatie van eind 2008 maatgevend.

‘Recente Projecten’

Zowel op het spoor als op de rijksweg zijn er de afgelopen jaren verschillende grotere (tracé)besluiten genomen, waarbij vaak een groot aantal maatregelen en/of hogere waarden zijn vastgesteld. Dit gaat bijvoorbeeld om het besluit van de Hanzelijn (Lelystad – Zwolle, uit 2003) of de wegaanpassing Schiphol – Amsterdam – Almere (uit 2012). In de regelgeving is een lijst opgenomen welke projecten vallen onder de ‘recente projecten’.

Als een project voorkomt op de lijst met ‘recente projecten’, dan gelden niet de invoergegevens uit 2008 (voor weg) of het gemiddelde van de periode 2006 - 2008 (voor spoor). De invoer wordt dan bepaald uit de in het akoestisch onderzoek gebruikte intensiteiten van de geprognosticeerde toekomstige situatie. Ook de in het besluit vastgestelde geluidschermen, wegverhardingen of maatregelen aan het spoor dienen als basis voor het register. Daarbij is het niet van belang of deze maatregelen er in werkelijkheid al staan of niet. Ook zal er bij deze projecten geen 1,5 dB werkruimte aanwezig zijn.

Emissiegegevens na de eerste vaststelling

De beschrijving hierboven geldt voor de eerste vaststelling van de plafondwaarden als Swung-1 in werking treedt. In een later stadium zal bij projecten na het volgen van een procedure aangepaste plafondwaarden gaan gelden. Dit kunnen, afhankelijk van het type maatregelen dat in het project wordt genomen, hogere of lagere plafondwaarden zijn. De gegevens in het register zullen dan uiteraard worden aangepast.

Relatie geluidregister tot de werkelijkheid

Zoals hierboven al is opgemerkt, bevat het register een mengeling van de situatie in 2008 en de verwachte situatie na voltooiing van een aantal infraprojecten. Daarnaast kunnen er in het register bovendien schermen staan die er in werkelijkheid (nog) niet staan. Het is echter ook mogelijk dat er schermen in de praktijk wel staan, maar bewust niet in het register zijn opgenomen. Dit kan het geval zijn als een gemeente in het kader van een nieuwbouwplan een scherm langs een (spoor)weg plaatst en er voor kiest de GPP-niveaus niet te verlagen. Een ander verschil kan zijn dat er in werkelijkheid hogere schermen staan dan in het register is opgenomen. Een dergelijke situatie kan vóórkomen als na een (tracé)besluit de doelmatige schermen in het register worden opgenomen, terwijl ervoor wordt gekozen om bovendoelmatige maatregelen (hogere schermen) te bouwen. Met de hogere schermen kan zo de mogelijke onvoorziene extra groei van het verkeer worden opgevangen, zonder later een dure schermverhoging te moeten uitvoeren om aan de GPP´s te blijven voldoen.

Al met al is het zo dat het geluidregister onmisbaar is bij het doen van een akoestisch onderzoek. Echter, als er meer gedaan moet worden dan alleen een GPP-toets, blijft het noodzakelijk ook de werkelijkheid grondig te inventariseren.

 
    home...