SWUNG en nieuwbouw - het register regeert

Dr. ir. Ard Kuijpers, ing. Erik Olink, 22 juni 2012
 
Over de auteurs:
Dr. ir. Ard Kuijpers. Ard is directeur/senior adviseur van M+P. Hij is adviseur van ProRail voor het modelleren en bouwen van het GeluidRegister voor spoorverkeer. Daarnaast is hij bij M+P projectleider voor het bouwen van het Nederland-dekkende spoor- en omgevingsmodel en voor de ontwikkeling van Boogie: een softwarepakket, gebouwd in opdracht van DVS, waarmee de doelmatigheid van geluidmaatregelen voor wegverkeer kan worden afgewogen na invoering van SWUNG.

ing. Erik Olink. Erik is junior adviseur bij M+P. Hij heeft gewerkt aan de integratie van recente projecten in het Nederlandse spoor- en omgevingsmodel en aan het specificeren en testen van de modellering en berekeningen in het GeluidRegister voor spoorverkeer.

De invoering van SWUNG verandert de aanpak van akoestische onderzoeken bij adviesbureaus. De invoering van het geluidregister, of liever gezegd de geluidregisters, want er is een apart register voor weg en rail, zal een aantal oude struikelblokken wegnemen, maar werpt ook een aantal nieuwe hindernissen op. In dit artikel zullen wij laten zien wat er verandert in de dagelijkse praktijk aan de hand van een aantal voorbeelden.

De case

Gemeente Helderwater wil een woningbouwplan realiseren. Langs de beoogde locatie ligt echter een rijksweg met daarnaast een spoorlijn waarmee rekening gehouden dient te worden. Bureau X wordt gevraagd een akoestisch onderzoek uit te voeren om te kijken of de plannen kunnen worden gerealiseerd of dat daarvoor aanvullende geluidmaatregelen nodig zijn.

De oude situatie

Bureau X gaat aan de slag om alle relevante gegevens te verzamelen. Via de gemeente krijgt Bureau X de beschikking over kaartmateriaal met daarop de geplande bebouwing en de ligging van wegen en spoorwegen. Uit het akoestisch spoorboekje worden de gegevens gehaald over de huidige baantoestand en intensiteiten. Deze kunnen rechtstreeks in de rekensoftware worden ingelezen. Verkeersgegevens voor de rijksweg en de lokale wegen worden bij de wegbeheerders opgevraagd. Maar dan komt de uitdaging: wat wordt de situatie in het maatgevend jaar, 10 jaar na realisering van het plan? Wat wordt de intensiteit van het verkeer op de rijksweg? Welk wegdek ligt er dan? Hoeveel van welke treintypes rijden er dan en worden die houten dwarsliggers nou wel of niet vervangen door betonnen exemplaren? Is er misschien een spoorverdubbeling gepland waarvoor een tracébesluit is opgesteld? En zo ja, wat waren dan de gegevens waarmee voor het tracébesluit is gerekend en welke schermmaatregelen zijn daarin eventueel voorzien? Allemaal vragen waar Bureau X niet zomaar antwoord op kan vinden. De zoektocht begint.

Met het register

Bureau X gaat aan de slag om alle relevante gegevens te verzamelen. Via de gemeente krijgt Bureau X de beschikking over kaartmateriaal met daarop de geplande bebouwing. Via het geluidregister voor de rijksweg en het geluidregister voor rail kan Bureau X alle relevante gegevens downloaden over spoor- en wegtracés, intensiteiten, weg- en baaneigenschappen en de positie en hoogte van schermen. Het recent genomen tracébesluit voor de spoorverdubbeling en de daarvoor genomen schermmaatregelen zijn hierin ook al verwerkt. Kortom, het bureau kan meteen aan de slag met het modelleren en afwegen van eventuele maatregelen. Een grote winst.

Voor het verkrijgen van de relevante gegevens en prognoses voor lokale en provinciale wegen blijft de werkwijze gelijk als voor de invoering van SWUNG. Deze moeten bij de wegbeheerder worden opgevraagd.

Een groot voordeel is dat het bureau of de gemeente zich niet druk hoeft te maken over de prognoses voor de hoofdinfrastructuur. Het mechanisme van geluidproductieplafonds zorgt er namelijk voor dat de gemeente gegarandeerd is dat de geluidemissie van de weg en de spoorweg niet zal toenemen in de toekomst ten opzichte van de plafondwaardes. En als de plafonds al worden aangepast, dan moet de weg- of spoorbeheerder daar zelf adequate maatregelen voor nemen, welke niet voor rekening van de gemeente zullen komen.

Het register regeert

Een praktisch punt waar de adviseur snel tegen aan zal lopen is het verschil tussen model en praktijk dat het register oplegt: ‘What you see might not be what you get’. De adviseur van bureau X zag bij het lokatiebezoek dat de weg was uitgevoerd met dicht asfaltbeton (DAB) maar het geluidregister geeft aan dat er ZOAB ligt, want dat is voor bepaalde wegen het wegdek waarop de GPP’s bepaald zijn, vooruitlopend op de aanleg van het ZOAB. Verder staat er bijvoorbeeld een bestaand glazen geluidscherm langs de spoorbaan, maar het geluidregister rekent standaard met absorberende schermen. En ook zijn de niet-doelmatige maatregelen soms niet opgenomen in het geluidregister. De adviseur moet in dat geval rekenen met de gegevens die in het geluidregister staan, ook als deze niet overeenkomt met de werkelijke situatie: het register regeert dus. Het register vormt namelijk de normstelling voor de woningbouw. In de toekomst zal het verschil tussen de werkelijke situatie en de uitgangssituatie die is gebruikt voor het berekenen van plafonds steeds verder uit elkaar lopen. Op zich geen probleem, want de bescherming voor de burger blijft hetzelfde, maar dit is wel iets dat de adviseur zal moeten uitleggen aan zijn opdrachtgever, omwonenden en andere belanghebbenden bij een project. Maar het schept wel een situatie die niet tot discussie zal leiden.


staat dit scherm er nu wel, niet of gedeeltelijk?

Maar… …

het is niet alleen rozengeur en maneschijn in geluidland. Een hindernis die bureau X moet nemen is de gegevens uit het geluidregister in de rekensoftware krijgen. SWUNG treedt 1 juli in werking maar het geluidregister en de verschillende softwarepakketten zijn nog niet op elkaar afgestemd. Er moet dus het nodige handwerk worden verricht om die twee met elkaar te laten praten. Denk bijvoorbeeld aan de plafondcorrectiewaarde (de marge tussen uitgangssituatie en plafond, in de regel 1,5 dB) die de adviseur moet verwerken. Ook werken beide geluidregisters met verschillende beheers-, reken- en publicatiesoftware, dus met andere invoer en uitvoer van gegevens. Verder blijft het werk voor de overige wegen en spoorwegen die niet tot het hoofdnet behoren hetzelfde als voor de invoering van SWUNG. Dit betekent ook dat daar wel met de echte situatie en met prognoses gerekend zal moeten worden.


het geluidregister; een grote stap voorwaarts, of een flinke stap terug?

En verder?

We verwachten het obstakel van incompatibiliteit van rekensoftware en de geluidregisters op den duur een einde zal komen als de eerste projecten zullen worden uitgevoerd onder het regime van de nieuwe wetgeving. Dus dat zal op de lange termijn niet meer spelen. Toch blijft er nog wel wat over om over na te denken. Zomaar een aantal gedachtes:

  • De geluidproductieplafonds zijn gebaseerd op een gemiddelde situatie uit het verleden met een marge van 1,5 dB om verkeersgroei te accommoderen. Handig voor situaties waarin groei wordt verwacht. Maar wat als die groei niet komt, of al wordt gecompenseerd door stillere voertuigen. De gemeente Helderwater mag die kennis niet gebruiken en moet uitgaan van de uitgangssituatie waarbij het geluidproductieplafond volledig benut wordt. Dat betekent dat kostbare bouwgrond ongebruikt blijft als de toename van de geluidbelasting in de toekomst veel kleiner is dan 1,5 dB.
     
  • Stel dat de bouwplannen van de nieuwe woonwijk van de gemeente Helderwater een verkeer-aantrekkende werking hebben. De gemeente/bureau X mag rekenen met de gegevens uit het geluidregister die daar geen rekening mee houden. Vervolgens wordt de wegbeheerder na realisatie van dat project geconfronteerd met een flinke verkeerstoename en moet extra maatregelen gaan nemen om binnen de plafonds te blijven. Wie gaat dat betalen?
     
  • Omgekeerd kan een aanpassing van een rijksweg ook een verkeersaantrekkende werking op het onderliggend wegennet veroorzaken. Onder SWUNG hoeft de wegbeheerder deze verkeerstoename niet meer te onderzoeken of er maatregelen voor te treffen. Alleen als er een fysieke wijziging aan het onderliggend wegennet wordt doorgevoerd, moet de verkeersaantrekkende werking daarvan op andere (lokale) wegen onderzocht worden.


een verkeerstoename op de lokale wegen hoeft niet getoetst te worden zolang het plafond niet aangepast hoeft te worden

Conclusie

Door de invoering van SWUNG en de geluidregisters wordt het werk van de adviseur makkelijker om een akoestisch onderzoek uit te voeren omdat gebruik moet worden gemaakt van de gegevens van het geluidregister. Dit bespaart een flink deel van de tijd die hij of zij voorheen kwijt was aan het verzamelen van gegevens. Het maakt de resultaten van het akoestisch onderzoek ook beter omdat er minder kans is dat met de verkeerde gegevens wordt gerekend. De adviseur zal wel moeten uitleggen aan gemeente en omgeving dat hij met een model rekent dat mogelijk niet hetzelfde is als de situatie in werkelijkheid en dat dat de aanpak ook nog verschillend is voor het hoofd(spoor)wegen en het onderliggend wegennet. Geen lichte taak.

 
    home...