SWUNG en nieuwbouw van woningen langs weg of spoor Frank Elbers, 1 juni 2012
Wat betekent SWUNG voor nieuwbouw langs de weg of het spoor? Hoe werkt het systeem in de toekomst en wat zijn de verschillen met de huidige situatie? En wat valt er nog te kiezen voor de initiatiefnemer? Dit artikel geeft antwoorden op bovenstaande vragen aan de hand van een fictief voorbeeld. Beschrijving van de locatie Aan de noordrand van Hattemerbroek is de gemeente van plan om nieuwbouw mogelijk te maken. Het nieuwbouwplan omvat een gebied van 13 hectare en bevat ca. 600 nieuwe woningen (laagbouw), 1 hotel, 1 kinderdagverblijf en 1 lagere school. De nieuwbouwlocatie ligt ten zuidwesten van knooppunt Hattemerbroek (A28/A50) én ten noorden van de spoorlijn Zwolle – Harderwijk. Aan de westzijde van de nieuwbouw ligt een bestaande weg (Voskuilerdijk). De gemeente is voornemens om in 2012 het bestemmingsplan voor te bereiden. In 2013 wordt het ontwerp bestemmingsplan vastgesteld. In 2015 start de bouw en in 2016 worden de eerste woningen opgeleverd. Onderstaand figuur geeft een weergave van de locatie.
Welk wettelijk kader? Het normenhuis voor nieuwbouw van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen staat nog steeds in de Wet geluidhinder (art. 76, 82 en 83 Wgh, art. 3.1, 3.2 Bgh voor wegverkeer en art. 4.9, 4.10, 4.11, 4.12 Bgh voor spoor) en het Besluit geluidhinder. Eventuele wijzigingen van de geluidnormen voor nieuwbouw worden geregeld in Swung-2. Wel is voor Swung-1 de definitie van geluidsgevoelige bestemmingen aangepast. Dat is geregeld in het Besluit geluid milieubeheer en het Invoeringsbesluit geluidproductieplafonds (art. 1 Wgh, art. 1.2, 1.3 Bgh). Met deze aanpassing worden ook kinderdagverblijven geluidgevoelige bestemmingen. De reikwijdte van de wet blijft geregeld in het onderdeel zones (art. 74 Wgh voor weg en art. 1.4, 1.4a Bgh voor spoor). De berekeningen dienen uitgevoerd te worden volgens het nieuw vastgestelde Reken- en meetvoorschrift 2012. Het register voor geluidproductieplafonds bevat de brongegevens waarop het onderzoek gebaseerd dient te zijn. Alle wegen of spoorwegen uit het geluidregister met eenzelfde beheerder worden samen beschouwd als één bron. Verder geldt overgangsrecht: Er is de mogelijkheid om het bestemmingsplan op grond van het oude recht af te ronden tot 1 juli 2013 (art. XI Invoeringswet geluidproductieplafonds). Bepalend is dan het moment van ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan. De gemeente kan verzoeken om de geluidproductieplafonds te verlagen. Dat kan als de gemeente voornemens is een maatregel te treffen (art. 11.28 Wm) of vanwege onderbenutting van het geluidproductieplafonds (tot 18-7-2018 alleen bij een verschil van ten minste 5 dB, art. 11.48 Wm). De verlaging van het geluidproductieplafonds wordt dan pas van kracht als de maatregel is gerealiseerd. Welke verschillen zijn er met de huidige wetgeving? Met het overgangsrecht heeft de gemeente de keuze om tot 1 juli 2013 het plan met het oude of het nieuwe recht af te ronden. Wat zijn de verschillen? Reken- en meetvoorschrift:
De voorschriften zijn verschillend als het gaat om de wegdekcorrectie voor ZOAB en 2L ZOAB (stille banden correctie). In het nieuwe voorschrift wordt het effect van slijtage op de geluidproductie in rekening gebracht. Verder is in het Reken- en meetvoorschrift 2012 geregeld dat de bijdrage van alle wegen van de beheerder die in het geluidregister staan gecumuleerd worden. In dit voorbeeld dient het geluid van de A28 en de A50 te worden opgeteld. Dit geldt ook voor locaties die voorheen buiten de zone lagen van één van de waarbij twee wegen. Met het oude recht wordt het geluid door de A28 of de A50 apart getoetst aan de normen uit de Wet geluidhinder. Nabij knooppunten van twee wegen met een gelijke geluidproductie kan dat zo’n 3 dB verschil maken. Met het nieuwe recht dienen voor de rijksweg en de spoorweg de gegevens uit het geluidregister te worden gebruikt. Bij het oude recht wordt voor wegverkeer op de A28 en de A50 veelal een verkeersprognose gebruikt die 10 jaar na realisatie van de plannen is. Voor spoorverkeer wordt de laatste tijd in het oude recht vaak al nauw aangesloten bij de brongegevens uit geluidregister. Voor de Voskuilerdijk dient zowel onder de oude als nieuwe wet een verkeersprognose te worden gebruikt voor de situatie van 10 jaar na realisatie van de plannen. In dit geval gaat het om het jaar 2025. In het geluidregister is voor een deel van de wegen met Dicht Asfalt Beton (DAB) een akoestische basiskwaliteit gedefinieerd. Dat betekent dat voor deze wegen met DAB wordt uitgegaan van ZOAB. In zo’n situatie kan bij de berekende geluidniveaus voor de rijksweg onder het nieuwe recht alvast rekening worden gehouden met het stillere ZOAB. Bij het oude recht kan dat niet. Voor spoorverkeer is iets soortgelijks niet aan de orde. Voor zowel de situatie met het oude recht als het nieuwe recht wordt de aftrek van art. 110g Wgh toegepast. Indien het plan voorziet in nieuwbouw voor overige gezondheidszorg of ligplaatsen voor woonboten, zijn de grenswaarden verschillend. In het nieuwe recht is een kinderdagverblijf én een ligplaats voor woonboten namelijk wel geluidgevoelig. Welke geluidnormen gelden er voor de nieuwe woningbouw? Voor het geluid op de A50 en A28 samen geldt in het nieuwe recht een grenswaarde van 48 dB (voorkeur) en 53 dB (maximaal) voor woningen. Voor spoorverkeer is dit 55 en 68 dB. Voor het geluid door de Voskuilerdijk zijn de grenswaarden 48 en 63 dB. Hoe wordt omgegaan met maatregelen? Een mogelijke situatie met geluidbelastingen voor rijkswegen en spoorwegen is weergegeven in onderstaande figuren.
Bij de rijkswegen is te zien dat het gehele gebied boven de voorkeursgrenswaarde ligt van 48 dB. Ook een groot deel ligt boven de maximaal te ontheffen waarde van 53 dB. Het is nodig om maatregelen te treffen waarmee het geluid tenminste teruggaat naar 53 dB en bij voorkeur naar 48 dB. De Regeling doelmatigheid geluidmaatregelen Wet geluidhinder is bij nieuwbouw niet verplicht. Indien (in overleg met Rijkswaterstaat) voor een maatregel als stil wegdek wordt gekozen dan kan dit enkel in rekening worden gebracht als ook de geluidproductieplafonds worden verlaagd. De geluidreductie heeft enkel dan ook effect op de brongegevens uit het register. Bij deze maatregel is dan een plafondwijzigingsprocedure nodig. Indien voor een geluidscherm wordt gekozen is het niet noodzakelijk ook de geluidproductieplafonds te verlagen. Het effect van geluidschermen die onderdeel uitmaken van het bestemmingsplan maar nog niet in het register staan, kan worden meegenomen bij de geluidberekeningen voor de nieuwbouwwijk. Voor deze situatie bestaat de keuze:
Tevens kan gekozen worden voor toepassen van dove gevels. Bij de keuze voor dove gevels heeft de beheerder voor deze dove gevels geen nalevingsplicht.
Bij de spoorweg is te zien dat een deel van het gebied boven de voorkeursgrenswaarde ligt van 55 dB. Er is geen overschrijding van de maximaal te ontheffen waarde van 68 dB. Het is wenselijk om maatregelen te treffen waarmee het geluid teruggaat naar 55 dB. Ook hier is de Regeling doelmatigheid geluidmaatregelen Wet geluidhinder niet verplicht. Indien (in overleg met ProRail) voor een maatregel aan het spoor wordt gekozen, zoals raildempers, is de situatie analoog aan die bij wegverkeer: het plafond moet worden gewijzigd. Ook voor maatregelen als een geluidscherm en een dove gevel is de situatie analoog aan die voor wegverkeer. Welke procedurele stappen moeten worden doorlopen? De stappen die voor de rijksweg en de spoorweg in het nieuwe recht doorlopen moeten worden zijn:
Het is van belang om te anticiperen op mogelijk aanpassingen van het geluidproductieplafond in de periode tot vaststelling van het bestemmingsplan. Het geluidproductieplafond dat vigerend is op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan dient gebruik te worden. Ook al was het geluidproductieplafond tijdens het vaststellen van het ontwerp-bestemmingsplan anders. Daarom is nauw overleg met de bronbeheerder over mogelijke wijzigingen door bijvoorbeeld sanering (MJPG) of capaciteitsuitbreiding bij de start van het onderzoek nodig.
|