Theorie botst met praktijk

Geluidzones – hoe krijgen we het slot er af?

Henk Spierenburg, Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV en
Wim Schoonderbeek, Schoonderbeek en Partners Advies BV. maart 2011

Foto: Eigendom Cauberg-Huygen
Fotograaf: Peter Drent
 

De druk om meer geluidproducerende activiteiten op de huidige industrieterreinen te accommoderen neemt toe. Tegelijkertijd vormt strakke geluidwetgeving een knellende last. In feite ten onrechte, want het werkelijk geproduceerde geluid is veelal lager dan is berekend. Om uit deze impasse te komen ligt aanpassing van het zonebeheer voor de hand. Te meer daar een goed alternatief voorhanden is.

Nieuwe industrieterreinen waar lawaai kan worden geproduceerd komen er naar verwachting niet meer bij. Gevolg is dat de beschikbare terreinen bijna allemaal tegen hun geluidgrenzen aanlopen. Veel van deze terreinen liggen dichtbij woningen. Om bewoners tegen te veel geluidsoverlast te beschermen, heeft zonering plaatsgevonden. Dit betekent dat rond het terrein een zonegrens is vastgesteld, waarbij wettelijk is vastgelegd dat op deze grens geluid gebonden is aan een maximum van 50dB(A). Dit is een algemene norm waarbij een geluidniveau wordt uitgedrukt in decibel (dB). Omdat geluid veelal bestaat uit verschillende toonhoogten wordt bij het meten een filter gebruikt (A).

Akoestisch boekhouden

In theorie is zonering een goed middel om wonen en werken in goede banen te leiden. Meestal vindt hiertoe op basis van een geluidmodel een berekening plaats van de geluidniveaus op de zone. Dit model wordt veelal gevuld op basis van de aan bedrijven en activiteiten vergunde geluidruimte. Voordeel van deze methode is dat er direct inzicht is in de deelbijdrage van bedrijven of activiteiten. Nadeel is dat eventueel te veel en niet benutte vergunde geluidruimte wordt meegerekend. Een ander veel genoemd nadeel is dat vergunningen worden afgegeven op basis van het ‘13e dag criterium’. Dit houdt in dat voor de vergunning wordt uitgegaan van dat minimaal dertien dagen activiteiten gelijktijdig plaatsvinden. Hierdoor wordt met veel meer geluidruimte gerekend dan gemiddeld nodig is. Met het verschil tussen de feitelijke en de vergunde geluidsbelasting kan weliswaar rekening worden gehouden door middel van ‘redelijke sommatie’, maar dit criterium corrigeert dit gegeven niet voldoende. In feite is zoneren dan ook niet veel anders dan ‘akoestisch ruimtelijk’ boekhouden en daarom weinig realistisch.

Zware en rigide regelgeving

Dat neemt niet weg dat de regelgeving rondom gezoneerde industrieterreinen in de praktijk streng wordt toegepast. Zo is aan een bedrijf in Dordrecht een Wm-vergunning geweigerd op basis van een akoestisch irrelevante verhoging van 0,05 dB(A), met als gevolg dat een heel industrieterrein op slot ging. Dit gevaar dreigt voor alle gezoneerde terreinen waar de geluidbijdrage op de zonegrens te hoog is. Vreemd is ook dat een geheel industrieterrein net zoveel geluid mag produceren op de nabije woningen als een enkel bedrijf dat valt onder de werking van het Activiteitenbesluit. Dit is aan bestuurders en omwonenden niet uit te leggen. Vooral omdat er geen rekening wordt gehouden met de aanwezigheid van geluid ten gevolge van activiteiten buiten het industrieterrein.

“Gezeur over een enkele decibel hoger of lager geluidniveau is zinloos”

Er zijn sowieso vraagtekens te zetten bij de vastgelegde grenswaarde van 50 dB(A). Dit komt ongeveer overeen met het geluid dat verkeer produceert op een niet al te drukke weg. In een stedelijke omgeving is dit veelal te verwaarlozen. In de praktijk ondervinden omwonenden in de regel niet of nauwelijks hinder ten gevolge van industrieterreinen. Klachten komen er eigenlijk alleen als er incidenten plaatsvinden en hebben meestal betrekking op optredende piekgeluiden; deze hebben geen enkele relatie met de zone. In hinderonderzoeken staat geluidhinder ten gevolge van industrieterreinen dan ook zeker niet bovenaan.

De vraag is dan ook waarom onder alle omstandigheden de grenswaarde zo rigide op 50 dB(A) wordt bewaakt. In een stille omgeving is deze grens nog te rechtvaardigen. Dit geldt echter niet voor stedelijke situaties waar maar al te vaak het verkeerslawaai op een groot deel van de zone overheerst en vaak zelfs hoger is dan wettelijk is toegestaan. Ook akoestisch gezien is hier geen enkele reden voor, omdat wordt uitgegaan van de optelling van de vergunde geluidruimte voor de bedrijven. De hieraan ten grondslag liggend akoestische onderzoeken zijn veelal prognoseonderzoeken met een meet- en rekennauwkeurigheid van plus of min 2 dB(A). Als de voor een bedrijf beschikbare geluidruimte is bepaald of gecontroleerd op basis van op afstand verrichte geluidmetingen, dan is de meetnauwkeurigheid altijd nog plus of min 1 dB(A). Kortom, het afkeuren van een Wm-vergunning op basis van een theoretische overschrijding van slechts 0,5 dB(A) is op zijn minst discutabel te noemen.

Geluidmetingen

Zeehavengebied Dordrecht

Een andere methode van zonebeheer is het uitvoeren van geluidmetingen op leefniveau (immissiemetingen). Een groot voordeel van deze werkwijze is dat van de werkelijk optredende geluidniveaus wordt uitgegaan. Dit geeft duidelijkheid voor zowel de op het industrieterrein gevestigde bedrijven als voor de omwonenden. Doordat de meetgegevens voor de omwonenden beschikbaar zijn, is bovendien een directe controle van beleving en werkelijk gemeten geluidniveaus mogelijk. Deze methode wordt echter nog maar weinig toegepast, omdat deze nogal arbeidsintensief en dus vrij duur is. Ander nadeel is dat de metingen kunnen worden beďnvloed door lawaai uit andere bronnen en verstoring door weersomstandigheden.

 

Dat neemt niet weg dat er al goede ervaringen zijn opgedaan met dit instrument. Bijvoorbeeld rondom het gezoneerde industrieterrein van Tata Steel (voormalige Hoogovens) in IJmuiden vindt de zonebewaking al plaats op basis van metingen. Op een aantal vaste en mobiel te bereiken plaatsen wordt de zone door geluidmetingen bewaakt. Zowel de omwonenden als de betrokken bedrijven in IJmuiden zijn zeer geporteerd over het op basis van geluidmetingen beheren van de zone.

Aansporing

Het stellen van een geluidnorm die ver onder het plaatselijk heersend geluidniveau ligt, is natuurlijk niet doelmatig. Zeker nu er steeds minder ruimte beschikbaar is en er waarschijnlijk geen nieuwe industrieterreinen waar lawaai kan worden geproduceerd meer bijkomen. Gevolg is dat de druk op de huidige industrieterreinen om meer geluidproducerende activiteiten te accommoderen toeneemt. De meeste terreinen zijn zelfs al tegen hun ‘theoretische’ geluidgrenzen aangelopen. Om hier een mouw aan te passen, biedt optimalisatie van de zonebeheermethode mogelijkheden, omdat de werkelijke geluidproductie op basis van een vergunningmodel wordt overschat. Een goed alternatief is het uitvoeren van zonebeheer op basis van het meten van de daadwerkelijk optredende geluidniveaus. Meten van industrielawaai is immers relatief simpel en schept voor iedereen duidelijkheid over de werkelijke geluidruimte.

Forumdiscussie

Om ervaringen en kansen uit te wisselen organiseerde de VVM- sectie Geluid en Trillingen eind 2010 een forumdiscussie over dit onderwerp georganiseerd. Dit artikel is mede gebaseerd op de resultaten van deze bijeenkomst. De presentaties die zijn gehouden staan op de VVM-website.

Bron: VVM, vereniging van milieuprofessionals, VVM blad Milieu 2011-1 overgenomen met toestemming

home...