Raad van State over geluid geleidehondenschool Almere Vlaamse Overheid, 20 augustus 2010 De Afdeling bestuursrecht van de Raad van State heeft uitspraak gedaan over de milieuvergunning die het college van burgemeester en wethouders van Almere heeft verleend voor een geleidehondenschool aan de Prieelvogelweg in Almere. De vergunning maakt het mogelijk trainingen te geven aan honden op het trainingsveld van de school. Een echtpaar dat naast de geleidehondenschool woont, is tegen de vergunning in beroep gekomen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Zij vrezen voor geluidsoverlast, omdat in de vergunning is bepaald dat de school meer geluid mag maken dan in een eerdere vergunning was bepaald. Bij het bestreden besluit is een veranderingsvergunning verleend voor het geven van trainingen aan honden van derden in de avondperiode. Daarbij is tevens de grenswaarde voor het maximale geluidniveau in de dagperiode op 70 dB(A) gesteld. Verder staat de vergunning ook toe dat er in de avonduren met de honden wordt getraind. Ook daar zijn de buren het niet mee eens. In 2007 had het gemeentebestuur de vergunning nog geweigerd, omdat volgens het gemeentebestuur niet duidelijk was of de school aan de geluidsvoorschriften kon voldoen. De geleidehondenschool kwam tegen die weigering in beroep bij de Raad van State. Die oordeelde in een uitspraak van september 2008 met zaaknummer 200708613/1 dat het gemeentebestuur beter had moeten onderzoeken of met geluidsvoorschriften de geluidsoverlast kon worden voorkomen of kon worden beperkt. Na die uitspraak heeft het gemeentebestuur de vergunning alsnog verleend. De Raad van State heeft de bezwaren van het echtpaar tegen deze vergunning op 12 juli jl. op zitting behandeld. In de uitspraak stelt de Afdeling dat een maximaal geluidniveau hoger dan 65 dB(A) voor de avondperiode zich niet verdraagt met de Handreiking (paragraaf 3.2) die het college aan zijn besluit ten grondslag heeft gelegd. De Handreiking voorziet namelijk niet in de mogelijkheid van een ontheffing of overschrijding van dit niveau. Het besluit is op dit punt in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht ondeugdelijk gemotiveerd. Hieronder de volledige tekst van de uitspraak 200909477/1/M2. Datum uitspraak: 8 september 2010 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellanten] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te [woonplaats], appellanten, en het college van burgemeester en wethouders van Almere, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 19 oktober 2009 heeft het college aan [vergunninghouder] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het veranderen van haar inrichting aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 27 oktober 2009 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 december 2009, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 4 januari 2010. Het college heeft een verweerschrift ingediend. [vergunninghouder] en [appellant] hebben nadere stukken ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 juli 2010, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. E. Kronemeijer, en het college, vertegenwoordigd door C.L. Aben, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [vergunninghouder], vertegenwoordigd door [gemachtigde] en mr. P.J. de Booij, advocaat te Almere, als partij gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Bij besluit van 1 november 2007 heeft het college een veranderingsvergunning voor de inrichting geweigerd. Bij uitspraak van 3 september 2008 in zaak nr. 200708613/1 is dit besluit vernietigd. Naar het oordeel van de Afdeling had het college onvoldoende onderzocht of voorschriften konden worden gesteld ter voorkoming dan wel beperking van de geluidbelasting vanwege het blaffen van honden van derden op de parkeerplaats op het terrein van de inrichting en op het pad naar het trainingsveld. Naar aanleiding van die uitspraak heeft het college kynologisch adviesbureau DogVision advies gevraagd over de mogelijkheid geluidhinder op de parkeerplaats en op het pad naar het trainingsveld te beperken. Bij het bestreden besluit is een veranderingsvergunning verleend voor het geven van trainingen aan honden van derden in de avondperiode. Daarbij is tevens de grenswaarde voor het maximale geluidniveau in de dagperiode op 70 dB(A) gesteld. 2.2. [appellant] stelt dat voorafgaand aan het bestreden besluit ten onrechte niet opnieuw een ontwerpbesluit is opgesteld en ter inzage gelegd. 2.2.1. In geval van vernietiging van een besluit door de bestuursrechter staat het het bevoegd gezag in beginsel vrij om bij het opnieuw in de zaak voorzien terug te vallen op de procedure die aan het besluit ten grondslag lag, dan wel de gehele procedure opnieuw te doorlopen. Er kunnen zich echter omstandigheden voordoen waarin het uit een oogpunt van zorgvuldige voorbereiding van een besluit, mede gelet op de aard en ernst van de gebreken die tot vernietiging hebben geleid en het verhandelde in die eerste procedure, niet passend moet worden geoordeeld indien het bevoegd gezag ermee volstaat terug te vallen op de eerdere procedure en niet een nieuw ontwerpbesluit opstelt en ter inzage legt. Dergelijke omstandigheden doen zich in dit geval niet voor. Het college is bij de besluitvormingsprocedure teruggevallen op het ontwerpbesluit van 3 november 2006, dat is opgesteld in de procedure die heeft geleid tot het besluit van 1 november 2007. Dat ontwerpbesluit strekte - evenals het bestreden besluit - tot verlening van de gevraagde vergunning. De wijzigingen in het bestreden besluit ten opzichte van dat ontwerpbesluit bestaan uit het opnemen van een aantal voorschriften over de begeleiding van honden van en naar het trainingsveld. Verder is [appellant] in de gelegenheid gesteld te reageren op het rapport "Onderzoek beperking geluidoverlast Hondenschool Jansen" van Kynologisch Adviesbureau DogVision van 1 september 2009, dat het college aan die wijzigingen ten grondslag heeft gelegd. De beroepsgrond faalt. 2.3. [appellant] voert aan hinder te ondervinden van het parkeren van auto's langs de openbare weg door bezoekers van de inrichting. Het parkeren van auto's op en langs de openbare weg wordt geregeld in de wegenverkeerswetgeving, in de Algemene Plaatselijke Verordening en in planologische regelingen. Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die in dit geval een aanvullende milieuhygiënische toets noodzakelijk maken. De beroepsgrond faalt. 2.4. [appellant] stelt dat de gestelde geluidgrenswaarden niet toereikend zijn om geluidhinder vanwege het in werking zijn van de inrichting te voorkomen. Naar zijn mening is het maximale geluidniveau in de dagperiode, gelet op het feit dat de Handreiking ernaar streeft dit niveau te bepalen op 10 dB(A) boven de voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau vastgestelde grenswaarden, ten onrechte verhoogd. Voorts is het blaffen van honden op het pad, volgens [appellant], ten onrechte uitgezonderd van het maximale geluidniveau. 2.4.1. Het college heeft bij het nemen van het bestreden besluit de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (hierna: de Handreiking) tot uitgangspunt genomen. Voor maximale geluidniveaus bevat paragraaf 3.2 van de Handreiking, voor zover hier van belang, de aanbeveling deze te bepalen op 10 dB(A) boven de voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau vastgestelde grenswaarden, maar op niet meer dan 70, 65 en 60 dB(A) in onderscheidenlijk de dag-, avond- en nachtperiode. De in voorschrift 1.1 gestelde geluidgrenswaarde is niet hoger dan de in paragraaf 3.2 van de Handreiking genoemde waarde van 70 dB(A) in de dagperiode. Het college heeft deze grenswaarde in zoverre, gezien het door hem gehanteerde beoordelingskader, in redelijkheid toereikend kunnen achten ter voorkoming van onaanvaardbare geluidhinder. Dit onderdeel van de beroepsgrond faalt. 2.4.2. Ingevolge voorschrift 1.5 zijn de maximale geluidgrenswaarden van 70, 65 en 60 dB(A) voor onderscheidenlijk de dag-, avond- en nachtperiode niet van toepassing op de honden op het pad. Een maximaal geluidniveau hoger dan 65 dB(A) voor de avondperiode verdraagt zich niet met de Handreiking (paragraaf 3.2) die het college aan zijn besluit ten grondslag heeft gelegd. De Handreiking voorziet namelijk niet in de mogelijkheid van een ontheffing of overschrijding van dit niveau. Het besluit is op dit punt in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht ondeugdelijk gemotiveerd. Dit onderdeel van de beroepsgrond slaagt. 2.5. Nu het geluidsaspect bepalend is voor de beantwoording van de vraag of de gevraagde vergunning kan worden verleend, dient het bestreden besluit geheel te worden vernietigd. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking. 2.6. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het beroep gegrond; II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Almere van 19 oktober 2009, kenmerk 92436 (WM05027); III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Almere tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 847,00 (zegge: achthonderdzevenenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; IV. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Almere aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, voorzitter, en drs. H. Borstlap en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat. w.g. Drupsteen w.g. Van der Maesen de Sombreff voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 8 september 2010 375-628.
Bron: Raad van State |