Metingen langs HSL door TNO Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 10 september 2009 In een brief aan de Tweede Kamer beantwoordt minister Eurlings kamervragen over geluidseffecten van de HSL. De vragen waren gesteld door Charlie Aptroot (VVD). Zie het artikel over deze klachten in het vorige nummer van Geluidnieuws. De minister deelt de mening van Aptroot dat de klachten over het geluid van de HSL serieus moeten worden genomen. Daarom heeft hij op 26 augustus 2009 bekend gemaakt dat hij vanaf de aanvang van de dienstregeling over de HSL tussen Amsterdam en Rotterdam op 7 september 2009 metingen zal laten verrichten. Minister Eurlings heeft opdracht gegeven dat vanaf 7 september 2009 metingen zullen plaats vinden. TNO voert deze metingen uit en ProRail is hierbij opdrachtgever. De metingen zullen op twee locaties in de gemeente Lansingerland en op één locatie in de gemeente Kaag en Braassem verricht worden. Het door TNO opgestelde meetplan zal door ProRail aan de betrokken gemeentes worden verstrekt. De minister wacht eerst de rapportage van TNO af alvorens te concluderen of het nodig is maatregelen te nemen. Het overgrote deel van de klachten die zijn binnengekomen heeft betrekking op het traject van de HSL tussen Hoofddorp en Rotterdam. Nagenoeg alle klachten komen uit de gemeentes Kaag en Braassem en Lansingerland. Ook Lansingerland geeft opdracht voor metingen Gemeente Lansingerland, 25 september 2009 Onder grote publieke belangstelling besloot de gemeenteraad van Lansingerland direct te starten met het onderzoeken naar de geluidsoverlast van de HSL. De raad stelde daarvoor een krediet van 150.000 euro beschikbaar. Aan het begin van de vergadering legde wethouder Hans de Rijke van Verkeer en Vervoer een korte verklaring af. De kredietaanvraag van 150.000 euro wordt gebruikt voor:
Geen goederenvervoer De raad besloot verder dat de gemeente Lansingerland de minister van Verkeer en Waterstaat schriftelijk op de hoogte brengt van haar standpunt dat er geen goederenvervoer over de HSL mag plaatsvinden. Daarnaast wordt de Stichting Stop Geluidhinder HSL bij genoemde onderzoeken betrokken. Wethouder Hans de Rijke zegde de gemeenteraad ook toe dat hij de nodige inspanningen zou leveren om het rijden tijdens de nachtelijk uren te reduceren, omdat dat tot veel klachten leidt. Samenwerking andere gemeenten De raad drong verder aan op samenwerking met andere gemeenten. De wethouder vertelde dat er inmiddels overleg is geweest met de gemeenten Zoetermeer en Rotterdam Hilligersberg-Schiebroek. Er wordt ook samenwerking gezocht met andere HSL-gemeenten. Plan van aanpak Evaluatie geluidsemissie HSL TNO Industrie en Techniek, September 2009 Het ministerie van V&W publiceerde op 25 september het onderstaande plan van aanpak van TNO. Achtergrond Met ingang van 7 september 2009 gaat de dienstregeling van start op het tracé van de Hogesnelheidslijn tussen Schiphol en Rotterdam (HSL-Zuid). Voorlopig zal intercitymaterieel rijden met een snelheid van 160 km/h. Vanaf december 2009 zal ook hogesnelheidsmaterieel op het tracé gaan rijden. De situatie van 7 september 2009 verschilt op enkele punten van de situatie die het uitgangspunt is geweest voor de akoestische onderzoeken uit 2001 ten behoeve van het Tracébesluit, waardoor de geluidbelasting hoger of lager kan zijn dan de prognose van destijds. De belangrijkste verschillen liggen in de spoorconstructie (de bovenbouw), het materieel, de treinintensiteiten en de rijsnelheden. Sinds de bouw van de HSL-Zuid hebben proefritten plaatsgevonden met Thalys en intercitymaterieel, die aanleiding waren voor klachten van bewoners op enkele locaties. In het algemeen is het niet ongebruikelijk dat klachten optreden na de introductie van een nieuwe geluidbron in de omgeving. De minister van Verkeer en Waterstaat heeft aangegeven te willen onderzoeken of de klachten mede het gevolg kunnen zijn van een discrepantie tussen de optredende geluidniveaus en de in het Tracébesluit vastgelegde geluidruimte en heeft daarom ProRail de opdracht gegeven dit te onderzoeken. ProRail heeft vervolgens TNO de opdracht gegeven geluidmetingen uit te voeren. Dit onderzoek loopt vooruit op de evaluatie conform het Tracébesluit, die een jaar na inbedrijfstelling moet worden uitgevoerd. Het geluid dat bij omwonenden wordt waargenomen is altijd een combinatie van de geluidproductie van materieel en het spoor, samen met de overdrachtseffecten ten gevolge van de geluidsschermen, de windrichting en -sterkte, temperatuur en reflecties. In het onderhavige onderzoek wordt de geluidproductie op relatief korte afstanden tot het spoor beoordeeld, om te controleren of de bronniveaus die bij de oorspronkelijke prognose zijn gebruikt verschillen van de huidige, en of dat leidt tot een geluidbelasting die binnen de wettelijk toegestane geluidruimte past. Doelstelling Het doel van het onderzoek is de beoordeling van de geluidproductie langs het spoor op locaties waar de meeste klachten zijn geuit. Daarbij wordt in eerste instantie het geluid op korte afstanden tot het spoor beoordeeld (7,5-50 m) en waar mogelijk indicatief op 100m. Indien de geluidsituatie afwijkt van wat op grond van eerder uitgevoerde akoestische berekeningen mag worden verwacht, moet tevens duidelijkheid worden gegeven of de oorzaak hiervoor moet worden gezocht in het materieel en de bovenbouw (geluidemissie) of in de gerealiseerde geluidbeperkende maatregelen (geluidoverdracht). Opzet van het onderzoek De geluidmetingen worden per locatie op 7,5 meter en 25 meter afstand van het dichtstbijzijnde spoor uitgevoerd. Eén meetlocatie dient ter referentie en ligt op een plaats waar een betrouwbare meting van de geluidproductie van spoor en materieel (emissie) kan plaatsvinden, zonder invloed van geluidbeperkende maatregelen. De geluidmetingen worden waar mogelijk gecombineerd met trillingsmetingen aan de spoorstaven, om via de wiel/railruwheid en afstandsdemping van het spoor de geluidemissie vast te stellen. De meetposities worden zodanig gekozen dat naast de geluidemissie van het materieel en spoorconstructie ook de effectiviteit van de geluidbeperkende maatregelen met behulp van rekenmodellen kan worden beoordeeld. De tijdsignalen van de verschillende microfoons en trillingsopnemers worden simultaan geregistreerd en opgeslagen door middel van een meerkanaals meetsysteem. Drie meetlocaties zijn op basis van klachten, tekeningen en een inspectie ter plaatse in overleg met ProRail gekozen: Berkel-Rodenrijs, Hoogmade en Roelofarendsveen. Bij de keuze hebben ook de toegankelijkheid van het spoor, veiligheidsaspecten en de complexiteit van de geluidoverdracht een rol gespeeld. De analyse van de metingen levert informatie over de gecombineerde wiel/railruwheid op de verschillende locaties, de afstandsdemping van het spoor, de geluidemissie van materieel en spoor en de optredende geluidniveaus op de meetposities (eventueel bij woningen). Om de optredende geluidniveaus te kunnen relateren aan prognoses uit in het verleden uitgevoerde akoestisch onderzoek, worden uit een akoestisch model de geluidniveaus tijdens een treinpassage afgeleid, zowel voor de uitgangspunten van destijds als voor de huidige situatie met de vanaf 7 september 2009 geldende dienstregeling. Uit de analyse volgt een beoordeling van de geluidsituatie op de betreffende meetlocaties. De beoordeling geeft een antwoord op de vraag of de geluidsituatie met de dienstregeling van 7 september 2009 past binnen de wettelijke geluidruimte van het Tracébesluit (grenswaarden voor de jaargemiddelde geluidbelasting bij woningen). Daarnaast zal worden aangegeven of de gemeten geluidniveaus tijdens treinpassages (waarvoor in het Tracébesluit geen grenswaarden zijn vastgelegd) afwijken van wat op basis van de prognoses voor het Tracébesluit mag worden verwacht. Indien er een discrepantie blijkt te zijn tussen de prognoses en de meetresultaten voor de geluidniveaus tijdens treinpassages, zal worden bepaald of de oorzaak moet worden gezocht in de geluidemissie (geluidproductie van materieel en spoor) of in de geluidoverdracht (waaronder de effectiviteit van de geluidbeperkende maatregelen). Indien er aanwijzingen worden gevonden dat bij een normale geluidproductie en standaard gemodelleerde omgeving sterk afwijkende geluidniveaus bij omwonenden kunnen optreden, zullen eventueel aanvullende metingen dichter bij woningen worden uitgevoerd. Daarbij moet onder representatieve meteocondities worden gemeten. Dit plan van aanpak is onder voorbehoud en kan eventueel in overleg worden aangepast afhankelijk van de meetomstandigheden en lokale situatie. Bronnen: V&W, Lansingerland, TNO |