Bezwaren Stichting Helihinder: Wel ontvankelijk

Raad van State, 7 oktober 2009

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft uitspraak gedaan over de geluidsvoorschriften die het college van burgemeester en wethouders van Utrecht heeft vastgesteld voor een helikopterlandingsplaats bij een vrachtwagengaragebedrijf aan de Meijewetering in Utrecht. De uitspraak gaat alleen over de vraag of het gemeentebestuur terecht de bezwaren van de stichting niet-ontvankelijk heeft verklaard. Dat blijkt niet het geval te zijn.

De stichting Helihinder Utrecht bestrijdt dat aan de geluidsnormen kan worden voldaan. Verder vindt zij dat het niet duidelijk is waar de helikopterlandingsplaats precies komt te liggen. Ook vindt de stichting het gevaarlijk dat de aanvlieg/-wegvliegroute vlak langs een LPG-tankstation gaat. Het gemeentebestuur is niet inhoudelijk op de bezwaren van de stichting tegen de maatwerkvoorschriften ingegaan, omdat de stichting geen belanghebbende zou zijn. De stichting is daartegen in beroep gekomen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De zaak is op 4 september 2009 op zitting behandeld. 

Hieronder de volledige tekst van de Uitspraak.


zaaknummer 200901822/1/M2
datum van uitspraak woensdag 7 oktober 2009
tegen
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht

200901822/1/M2. Datum uitspraak: 7 oktober 2009

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:
de stichting Stichting Helihinder Utrecht, gevestigd te De Meern, gemeente Utrecht, appellante,
en
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht, verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 15 juli 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Utrecht (hierna: het college) met toepassing van artikel 2.20, vijfde lid, van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) maatwerkvoorschriften gesteld ten aanzien van de inrichting aan de Meijewetering 21 te Utrecht.

Bij besluit van 5 januari 2009 heeft het college, voor zover hier van belang, het door de stichting Stichting Helihinder Utrecht (hierna: de Stichting Helihinder) hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, althans zo verstaat de Afdeling dit besluit.

Tegen dit besluit heeft de Stichting Helihinder beroep ingesteld bij brief, bij de rechtbank Utrecht ingekomen op 17 februari 2009 en bij de Raad van State, na te zijn doorgezonden, ingekomen op 16 maart 2009.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Stichting Helihinder heeft nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 september 2009, waar de Stichting Helihinder, vertegenwoordigd door [gemachtigden] en het college, vertegenwoordigd door ir. J.H.M. Kerp en N. Verhaart, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Het college heeft zich in het besluit van 5 januari 2009 op het standpunt gesteld dat de doelstelling die de Stichting Helihinder krachtens artikel 2, eerste lid, van haar statuten heeft, voldoende specifiek de algemene en collectieve belangen omschrijft die door de Stichting Helihinder in het bijzonder worden behartigd. Volgens het college zijn er echter geen of onvoldoende feitelijke werkzaamheden, behalve het voeren van procedures, waaruit deze belangenbehartiging afdoende blijkt. Daarom kan aldus het college de Stichting Helihinder niet worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).

2.2. De Stichting Helihinder voert in beroep aan dat zij in het besluit van 5 januari 2009 ten onrechte niet is aangemerkt als belanghebbende en dat het door haar tegen het besluit van 15 juli 2008 ingestelde bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Hiertoe voert zij aan dat uit de door haar aan het college bij brief van 15 augustus 2008 overgelegde lijst van feitelijke activiteiten voldoende blijkt dat zij de door haar krachtens haar statutaire doelstellingen te behartigen belangen door het verrichten van feitelijke werkzaamheden behartigt. Volgens haar betreffen deze werkzaamheden niet uitsluitend het voeren van procedures dan wel het verrichten van voorbereidingen daartoe.

2.2.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

2.2.2. Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb, is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt.

2.2.3. Blijkens artikel 2, eerste lid, van de statuten van de Stichting Helihinder heeft zij tot doel het voorkomen van geluidhinder en andere overlast van vliegverkeer van helikopters over en langs bebouwing van het gebied van en rond de gemeente Utrecht, in het bijzonder van Leidsche Rijn, Vleuten, De Meern, Rijnenburg en Haarzuilens alsmede het bieden van een (betere) bescherming van de belangen van bewoners inzake woon- en leefruimte, óók van die mensen die verder dan op 100 meter afstand wonen van een (geplande) helikopterhaven of -platform, met name met betrekking tot overlast door overvliegende helikopters.

2.2.4. Gezien de brief van 15 augustus 2008 en het verslag van de hoorzitting in bezwaar, bestaan de feitelijke werkzaamheden van de Stichting Helihinder waarmee zij haar doel tracht te verwezenlijken onder meer uit het beleggen van vergaderingen, het schrijven van uiteenlopende brieven, het organiseren van informatiemarkten, het verrichten van onderzoek, het houden van interviews, het uitbrengen van adviezen en het voeren van bestuursrechtelijke procedures. De Afdeling overweegt dat het hierbij ook gaat om werkzaamheden die los staan van juridische procedures of de voorbereiding hiervan.

2.2.5. De Afdeling is gezien voormelde doelstellingen en feitelijke werkzaamheden van oordeel dat de Stichting Helihinder door het besluit van 15 juli 2008 rechtstreeks wordt getroffen in een belang dat zij in het bijzonder behartigt. De Stichting Helihinder is derhalve belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb.

2.2.6. Het college heeft het tegen het besluit van 15 juli 2008 gemaakte bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.

2.3. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd.

2.4. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Utrecht van 5 januari 2009, kenmerk b08.3435 en b08.3421, voor zover het college van burgemeester en wethouders van Utrecht het door de stichting Stichting Helihinder Utrecht gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard;

III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Utrecht tot vergoeding van bij de stichting Stichting Helihinder Utrecht in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

IV. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Utrecht aan de stichting Stichting Helihinder Utrecht het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. van Hulst, ambtenaar van Staat.

w.g. Brink w.g. Van Hulst lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2009

402.

Bron: Raad van State

 

home...