Impressie van de NSG-Geluidhinderdag 2009 Sander Buitelaar, dBvision, 3 mei 2009 Op 7 april was in de Jaarbeurs te Utrecht de NSG-Geluidhinderdag 2009. Het thema was “Bouwen en wonen op geluidbelaste locaties, Een goed geluidklimaat met of zonder ontheffingen”. Het thema is actueel, ondanks de economische crisis. De heer C. Kuijpers, Directeur-Generaal Ruimte van het ministerie van VROM, vertelde dat tot 2020 nog steeds 80.000 nieuwe woningen per jaar gepland zijn. Bundeling en optimaal gebruik van ruimte in combinatie met functiemenging en verdichting worden daarbij in één adem genoemd. Door bronbeleid te stimuleren, synergie te vinden tussen geluidbeleid en ruimtelijk beleid en het wettelijke instrumentarium te vernieuwen moet de enorme woninggroei op een verantwoorde manier gerealiseerd kunnen worden. Qua bronbeleid zijn stille banden, wegdekken, remblokken en (elektrische) motoren speerpunten. Projecten als Leidsche Rijn en de planstudie Schiphol-Amsterdam-Almere maken duidelijk hoe de synergie gevonden kan worden. Er komt meer ruimte voor lokaal maatwerk ten aanzien van geluidbeleid. Daarnaast worden de geluidproductieplafonds ingevoerd, waardoor het handhavingsgat zal verdwijnen. Of meer ruimte voor lokaal maatwerk een goed idee is valt te bezien. De heer M.H.M. van Kesteren van DGMR analyseerde het gemeentelijk geluidbeleid tot nu toe. De actieplannen van de gemeenten hebben weinig opgeleverd, waardoor de grootste geluidknelpunten blijven bestaan. De grote winst van de actieplannen is dat geluid weer even op de lokale politieke agenda stond. Om betrokken geluidbeleid te krijgen is echter meer milieuhygiënische inbreng gewenst en moeten (toekomstige) inwoners een grotere rol in de uitvoering van dit beleid krijgen. Ook moeten gemeenten duidelijker maken wat zij met hun geluidbeleid willen bereiken. Nu faciliteert lokaal geluidbeleid vooral de ruimtelijke besluitvorming. De ontwikkelopgave van woningen en de verbetering van de geluidkwaliteit zitten echter in een spagaat. Bij bouwplannen wordt het thema geluid vanwege onmacht daarom vaak stil gehouden. De heer J.T. Westendiep, Westendiep Adviseur Milieu en Ruimte, liet vervolgens zien dat geluidadviseurs ook op een andere, verfrissende manier te werk kunnen gaan bij bouwen op geluidbelaste locaties. Geluidadviseurs laten zich in de dagelijkse praktijk te snel verleiden om de maximumgrenzen voor de geluidbelasting aan te geven. Met de juiste inbreng op het juiste moment en de juiste kwaliteit op de juiste plek kan meer eenheid tussen beleid en uitvoering verkregen worden. De planfase bepaalt welke inbreng de geluidadviseur zou moeten geven. In het begin moet men zich bijvoorbeeld laten leiden door gebiedstyperingen en bandbreedten voor de geluidkwaliteit. Zie geluid hierbij dan als kans en als inspirator. Maak ook dankbaar gebruik van de verbindende factor tussen geluid en de ruimtelijke ordening: de kwaliteit van de leefomgeving. Hoe de akoestische kwaliteit in steden het best beheerst kan worden en hoe dit in Rotterdam wordt gedaan vertelde de heer J.C. Meijdam van DCMR. Om geluidhinder voorkomen moet op verschillende schaalniveaus met geluid rekening gehouden worden. Een ideale stedenbouwkundige structuur is de zogenoemde compacte lobbenstad, waarbij voorzieningen en landschap dicht bij elkaar zitten. Stockholm is een typisch voorbeeld van zo´n lobbenstad. Op wijkniveau kunnen schermen en tunnels effectief ingezet worden. Een schaalniveau lager kan met gesloten bouwblokken bereikt worden dat woningen ten minste één luwe gevel hebben. Aan de luwe gevels moeten de woon- en slaapfuncties dan gesitueerd worden. Als de ideale stedenbouwkundige opzet vergeleken wordt met Rotterdam, valt op dat deze stad geen lobbenstad is. Wel is het een compacte stad. Het actieplan van de gemeente Rotterdam richt zich op het voorkomen van nieuwe geluidhinder, een complete verbetering van de bestaande geluidsituatie, het aanpakken van geluidknelpunten en het creëren en aanwijzen van stille plekken. De geluidmaatregelen worden in Rotterdam op wijk- en blokniveau getroffen. Voor een bestaande stad is de stedenbouwkundige opzet op een groter schaalniveau immers moeilijk aan te passen. De heer W.K. Drost van Cauberg-Huygen liet enkele fraaie foto´s zien van praktijkvoorbeelden van bouwen op geluidbelaste locaties. Met vliesgevels en raspgevels wordt niet automatisch geregeld dat de akoestische kwaliteit aansluit op de wensen van de bewoners, terwijl de kwaliteit dan wel volstaat volgens de Wet geluidhinder. De non-akoestische kant is erg belangrijk bij bouwen op geluidbelaste locaties. De geluidhinderbeleving wordt namelijk door meerdere factoren bepaald, zoals de sociale waardering, beïnvloedbaarheid en de dynamiek van het geluid. Daarnaast bepalen de voorgeschiedenis van het geluid (bestaande bouw versus nieuwbouw) en de houding van de bewoners ook de geluidhinderbeleving. Om geluidhinder te voorkomen is goede communicatie en motivatie richting de bewoners een must. Daarna vertelde de heer A. Ohm van de Stichting Duurzame A12 hoe een betere geluidkwaliteit bewerkstelligd kan worden met bewonersparticipatie. In de loop der jaren zijn in het kader van verschillende projecten op het traject A12 Waterberg-Velperbroek verschillende geluidmaatregelen getroffen door Rijkswaterstaat. De stichting komt zelf ook met voorstellen. De laatste plannen van deze stichting zijn ambitieus. Graag ziet zij dat het traject een overkapping krijgt. De heer J.J. Feenstra, voorzitter van de NSG, concludeerde tot slot dat de geluidbelasting in de afgelopen jaren alleen maar is toegenomen. De technologie om geluidhinder te voorkomen is echter wel voorhanden. Succesvol zijn bij bouwen op geluidbelaste locaties vraagt om een tijdige inbreng, creativiteit, positivisme, vasthoudendheid en assertiviteit van de geluidadviseurs. Om de geluidhinder aan te pakken is het echter ook nodig om geluid hoog op de politieke agenda te krijgen, zodat geluid dezelfde aandacht als luchtkwaliteit krijgt. Daarnaast moet de sanering nu toch echt een keer afgerond gaan worden. |