PBL: Plafonds stoppen onbeheerste groei verkeerslawaai Redactie, 1 augustus 2009 De introductie van geluidproductieplafonds voor snelwegen en spoorwegen leidt tot minder hinder maar kan wel veel duurder uitpakken dan de huidige regelgeving. Geluidproductieplafonds stellen een grens aan het verkeersgeluid op een vaste afstand van een stuk (spoor)weg en zijn daardoor relatief eenvoudig te handhaven, bijvoorbeeld door jaarlijks te toetsen. Dat blijkt uit de ex-ante-evaluatie “Herziening regelgeving verkeersgeluid snelwegen” van het Planbureau voor de Leefomgeving, die op 1 juli 2009 is verschenen. Het kabinet zal het wetsvoorstel voor het nieuwe geluidhinderbeleid volgens het persbericht van het Planbureau na de zomer aan de Tweede Kamer sturen. Deze herziening is de grootste sinds de invoering van de Wet geluidhinder in 1987. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft voor de voorlopige voorstellen een ex-ante-evaluatie uitgevoerd, maar alleen voor de snelwegen. Vragen Vragen die het planbureau zich stelt zijn:
Historie en huidige situatie De hinder van verkeersgeluid in Nederland is de afgelopen 10-15 jaar niet noemenswaardig afgenomen, ondanks de relatief lange beleidstraditie, de uitgebreide wetgeving en de aanzienlijke budgetten voor geluidmaatregelen. Onderstaande figuur toont de ontwikkeling in de geluidhinder door wegverkeer sinds 1987.
In de analyses heeft het PBL gekeken naar de effectiviteit van GPP’s ten opzichte van de situatie dat de huidige regelingen voor handhaving zouden worden voortgezet. Kosten nemen toe
De kosten zijn echter nog enigszins onzeker. Zou het verkeer aanzienlijk stiller worden, dan zijn de extra kosten die nodig zijn om onder de gestelde geluidproductieplafonds te blijven nihil. Wanneer het geluid van verkeer echter fors toeneemt, bijvoorbeeld doordat auto’s bredere banden krijgen of het (vracht)verkeer in de nacht toeneemt, dan lopen de kosten van naleving op tot bijna 4 miljard euro. Effecten gunstig Stillere banden Doelmatigheidsafweging Het nieuwe geluidbeleid slaagt er in om zowel het aantal knelpunten aanzienlijk te reduceren als het aantal ernstig gehinderden met zo’n 10 tot 20 procent te doen afnemen. Dit dubbele effect wordt bereikt doordat in elke situatie waar geluidmaatregelen aan de orde zijn, de kosten ervan worden afgezet tegen de mate waarin meerdere mensen daar voordeel van zullen hebben. Deze doelmatigheidsafweging maakt het mogelijk het egalitaire perspectief te combineren met een utilitair perspectief. De keerzijde hiervan is dat woningen met gelijke geluidbelastingen niet per definitie gelijk worden behandeld. De doelmatigheidsafweging houdt namelijk in dat specifieke, lokale omstandigheden een rol spelen voor het al dan niet treffen van maatregelen. Dit aspect is echter geen nieuwe kenmerk van het geluidbeleid. Soortgelijke criteria worden ook in de huidige regelgeving gebruikt. Echter PBL wijst erop dat nog onduidelijk is welke voorschriften en procedures gaan gelden voor de doelmatigheidsafweging. Uit dit onderzoek komt naar voren dat de uiteindelijke kosten en baten gevoelig zijn voor de wijze waarop de doelmatigheid uiteindelijk zal worden toegepast. Bronnen: |