Universiteit van Amsterdam, 19 december 2006
Geluidsoverlast van vliegverkeer rondom Schiphol staat al een halve eeuw in de
belangstelling. Het huidige hinderbeleid van de overheid gaat ervan uit dat
geluidsoverlast vooral veroorzaakt wordt door de hoeveelheid geluid. Uit het
onderzoek van Christian Bröer blijkt echter dat het hinderbeleid zelf ertoe
bijdraagt dat mensen overlast ervaren. Het grote aantal klachten over
geluidsoverlast rond Schiphol bijvoorbeeld wordt uitgelokt door het beleid,
stelt Bröer. In de klachten vermengt zich de onvrede over geluid met onvrede
over het beleid. Geluid horen, is beleid evalueren. Bröer onderzocht in
Nederland en Zwitserland hoe beleidsmakers vanaf de jaren vijftig van de vorige
eeuw omgaan met geluidsbelasting van de burgerluchtvaart. Vervolgens keek hij
hoe burgers reageren op dat beleid.
Het blijkt dat mensen in Zwitserland dezelfde vliegtuiggeluiden anders ervaren
dan in Nederland omdat het beleid daar anders is. Het hinderbeleid vormt
namelijk de beleving van mensen. Maatregelen die bedoeld zijn om geluidsoverlast
van vliegtuigen tegen te gaan, hebben een averechts effect. Ten eerste
attendeert het beleid mensen op het bestaan van geluidsoverlast. Ten tweede
opent het beleid de mogelijkheid om daar iets tegen te doen. Ten derde ontstaan
conflicten, omdat beleidsmakers en luchtvaartsector beheersing van
geluidsoverlast beloven en tegelijkertijd grootschalige geluidsoverlast
accepteren. De grenswaarden en geluidscontouren verhullen de politieke keuze om
de luchtvaart hoe dan ook te laten groeien. Ligt de schuld voor geluidsoverlast
bij de rijksoverheid? Gedeeltelijk wel, maar het beleid is sterk bepaald door
luchtvaartbedrijven en wordt ondersteund door wetenschappers en soms door
actiegroepen. De wijze waarop geluidsoverlast ontstaat laat zien dat de beleving
van burgers geen gegeven is waarop politici zonder meer kunnen inspelen, maar
dat beleving juist gevormd wordt in politieke processen.
Bron: Universiteit van Amsterdam, via Nieuwsbank