Is een fontein een "inrichting"? Raad van State, 12 november 2007 Bij de behandeling van een verzoek voor een voorlopige voorziening voor het stilleggen van de fontein op de kruising van de Hogeweg met de Linnaeusparkweg te Amsterdam, komt de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak tot de conclusie dat op basis van de hem thans voorgelegde gegevens niet mogelijk is een voorlopig oordeel te vormen omtrent de vraag of de fontein een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer is. Daartoe dient een nader onderzoek plaats te vinden. Het wordt dus nog spannend voor de fonteinen in Nederland. Hieronder de volledige tekst van de uitspraak. Bron: Nieuwsbank Raad van State
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: {verzoekers}, wonend te {woonplaats},
1. Procesverloop Bij besluit van 28 augustus 2007 heeft verweerder het verzoek van verzoekers om handhavend op te treden ten aanzien van de, naar verzoekers stellen, inrichting in de zin van de Wet milieubeheer op de kruising van de Hogeweg met de Linnaeusparkweg te Amsterdam afgewezen. Tegen dit besluit hebben verzoekers bezwaar gemaakt. Bij brief van 10 september 2007, bij de Raad van State ingekomen op 12 september 2007, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 oktober 2007, waar verzoekers, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. B.A. Jong, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. M. Pietersz en J. Vonk, ambtenaren van de gemeente. 2. Overwegingen
2.2. De Voorzitter overweegt dat het op basis van de hem thans voorgelegde gegevens niet mogelijk is een voorlopig oordeel te vormen omtrent de vraag of de fontein een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer is. Daartoe dient een nader onderzoek plaats te vinden, hetgeen het kader van deze procedure te buiten gaat. De Voorzitter is van oordeel dat de door verzoekers gevraagde voorziening, het stilleggen van de fontein, een te ver gaande maatregel is, temeer nu een besluit op hun bezwaar binnen afzienbare termijn valt te verwachten en de fontein op 1 december 2007 voor enkele maanden nagenoeg geheel buiten werking wordt gesteld. 2.3. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. 2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
|