De wekker

“Nou, zegt u het maar mijnheer, wat kunt u een eventuele nieuwe werkgever bieden?” sprak de intercedent na het inschenken van een welkom dampend kopje koffie. “Wel, begon ik dapper, ik ben akoesticus enneh…” Verder kwam ik niet; het gezicht van de intercedente betrok en de interruptie stroomde als een koude douche uit een zuinige mond. “Tsja, ik ben bang dat we daar niet verder mee komen mijnheer.” En zonder verdere toelichting knikte ze naar een volle dossierkast aan haar linkerzijde, waarop ik het etiket ‘Onbemiddelbare akoestici’ ontwaarde. “Tsja” probeerde ik – nog steeds vol goede, ietwat tanende moed – “ik ben vanwege mijn vorige professie bekend met vergunningverlening, dus wellicht dat ik in die branche bemiddelbaar ben?”. “Nu ja” was het ietwat teleurstellende repliek van de jongedame “weet u mijnheer, de laatste tijd is in die branche ook niet zo veel vraag naar arbeidskrachten. Er is een korte periode een beperkte opleving geweest, maar zoals zo vaak vlakt dat van lieverlee toch weer af.”. Ik voelde dat de sfeer stroever werd. Wat alle schijn van een vruchtbare samenwerking in zich had, begon zich van lieverlee richting een exitgesprek te manoeuvreren. “Ach weet je” probeerde ik, me tot mijn laatste troef wendende “ik heb me door mijn ervaring in de akoestiek wel een behoorlijk beeld gevormd van beleidsvorming. Zou het niet leuk zijn te zien of ik daar mijn ding kan doen?”. (MIJN DING DOEN, ugh, maar ja, je moet als beleidsmaker laten zien dat je van deze wereld bent!) “Maar mijnheer, u weet toch dat beleidsmaken zichzelf als instituut reeds jaren geleden heeft opgeheven?”….

Badend in het zweet word ik wakker … “03:21” … weer een nacht naar de knoppen. Gelukkig nog ruimschoots de tijd om mijn toekomstperspectief te overpeinzen voordat de wekker gaat die me aanspoort naar het kantoor te gaan om mijn laatste spullen in te pakken en het licht uit te doen.

Een dubbele bodem? Het thema voor een thriller? U raad het!

Mijn inspiratie dit maal? Een aantal ontwikkelingen binnen bestuurlijk Nederland, die het naar mijn bescheiden mening verdienen in dit medium belicht te worden. Het komt me zo voor dat wij ons onledig houden met de geluidsperikelen die uit de vergunningverlening ingevolge de Wet milieubeheer voortvloeien alsmede met de geluidsperikelen die met de hoofdstukken vijf, zes en zeven van de Wet milieubeheer samenhangen. En als ik me niet vergis staan er op beide punten een aantal zorgwekkende ontwikkelingen op stapel.

Wat betreft de Wet milieubeheer en de daaruit voortvloeiende vergunningplicht is men in beleidsmakend Den Haag druk doende met het op schrift stellen van een AMvB, die op het merendeel van de niet IPPC-inrichtingen van toepassing zal worden. Dit brengt met zich mee dat voor een groot deel van de inrichtingen, die heden ten dage vanwege de vergunningplicht genoopt zijn een akoestisch onderzoek op te laten stellen, na het van kracht worden een dergelijke noodzaak niet meer zal bestaan. Me dunkt dat een aantal van uw collegae zich daardoor in zekere mate minder onledig zal kunnen houden. Een tweede ontwikkeling in dit kader is de omgevingsvergunning. In eerste aanleg lijkt deze ontwikkeling geen substantiële invloed op de behoefte aan akoestisch inzicht mee te brengen. Met de wetgeving die de omgevingsvergunning aan bestuurlijk Nederland oplegt, wordt ook het beroep in twee instanties binnen onze praktijk geïntroduceerd. Procedures die nu direct naar de Raad van State leiden, zullen ons dan eerst naar locale arrondissementsrechtbanken leiden. En daar schuilt nu juist het risico. In de huidige praktijk wordt door de bestuursrechter van de arrondissementsrechtbanken spaarzaam inhoudelijk getoetst. Deze rechter is niet gewoon als een accountant het akoestisch onderzoek door te vlooien, zoals de Afdeling bestuursrechtspraak dat wel wil doen. Het gewicht zal daarom bij een beroep in twee instanties niet zozeer op de inhoudelijke beoordeling kunnen gaan liggen, maar meer op de procedurele beoordeling. Het accent in de besluitvorming zal daarmee meer van de inhoudelijke beoordeling verschuiven naar de procedurele kwaliteit van het besluit. Dit brengt op haar beurt met zich mee dat de behoefte aan een inhoudelijke akoestische motivering van dergelijke besluiten kan afnemen. Weer een gedeelte van het werkveld dat zijn talenten op een ander terrein zal moeten gaan ontplooien.

Tot slot signaleer ik de aanzet tot MIG III. Onder de noemer ‘SWUNG’ (ik weet opeens wat ik kan gaan doen….!) heeft het ministerie van VROM zichzelf tot doel gesteld het normenhuis van de hoofdstukken 5, 6 en 7 af te breken tot één voorkeursgrenswaarde en één plafondwaarde. In diverse publicaties hebben al verschillende partijen, op verschillende wijzen, becijferd hoeveel verschillende combinaties van normen verantwoordelijk zijn voor een stevig aandeel van het werk waar u en ik ons dagelijks mee bezig mogen houden. Het aantal varianten van bestaande normcombinaties zal het midden houden tussen ergens in de 1000 tot 18; duidelijk is evenwel dat het niet de bedoeling van SWUNG zal zijn het aantal toetsmomenten – en daarmee de ondersteuning van deze toetsing door akoestici – te doen laten toenemen. Dit hangt samen met de ambitie van dit stukje beleidsontwikkeling, waarbij het wegnemen van geluidsknelpunten een belangrijke plaats inneemt.

Dit alles volgens Miedema tot een verantwoord gesommeerd geheel cumulerende, bekruipt me het gevoel dat ik over niet al te lange tijd kennis zal maken met de competentie van een intercedente. Immers, behoefte aan een vaardige akoesticus zal binnenkort niet meer bestaan. De vergunningverlener ziet zijn lot gelijkgesteld aan die van de o zo bijzondere, maar helaas uitgestorven Dodo. En de beleidsontwikkelaar?

Om het lot van de beleidsontwikkelaar te illustreren, sluit ik af met een verhaaltje voor het slapen gaan:

De zon en de maan bouwden een huis en nodigde vrienden uit om het afronden van dit project te vieren. Ook de regen was uitgenodigd om op de housewarming te verschijnen, maar belde op de Blackberry om te informeren of dat nou wel een goed idee was. “Welja” antwoordde zowel zon als maan, “kom gezellig een bakkie doen joh, wordt het misschien nog gezellig!”. Dus de regen kwam en deed zijn uiterste best om het een jolige boel te maken. Het normenhuis bleek niet tegen zoveel zuiverend water bestand. Maan en zon zagen zich alras genoodzaakt het wassende water te ontvluchten en zich via het dak uiteindelijk een vluchtweg naar het firmament te zoeken. En sindsdien overpeinzen ze daar hun verworvenheden. Zij zitten daar hoog en droog bij een hoger ministerie, terwijl wij stervelingen hier in het leeggespoelde normenhuis bij tijd en wijle hun warmte en licht node missen.

T. Mopher

© 2005 T. Mopher. Overname alleen toegestaan met toestemming van T. Mopher.

Reactie? Schrijf naar teus_mopher@geluidnieuws.nl 

home...