O tempora! O mores!

Ik las in het blad geluid een prachtige redactionele bijdrage van de heer Kuiper, over de mores onder akoestici. De centrale vraag van het verhaal is me uit het hart gegrepen: moeten we ons als akoestici niet her-ijken op de “waarborg tegen geluidshinder” in plaats van “de akoestische ruimte voor de economische groei”?. Hoewel moralistisch lijkt het stellen van de vraag reëel gelet op bijvoorbeeld:

  • de voortdurende inspanning om groei van de nationale luchthaven binnen de bestaande omliggende bebouwing mogelijk te maken;
  • de toenemende realisatie van mobiliteit in drukbevolkte gebieden;
  • de toenemende druk op woningbouw in geďndustrialiseerd gebied;
  • de allengs toenemende railverkeersintensiteit – met inbegrip van het vrachtvervoer in de nachtperiode – naast een toenemend aantal bestemmingsplannen met in de titel het woord ‘spoorzone’.

De voornoemde ‘argumenten’ om de mores van akoestici te veranderen zijn echter tendentieus. Uit niets blijkt verder dat het opgaan in de vaart der volkeren tot een grotere druk op het algehele welbevinden, of beter: een toename in de ervaren drukverschillen, en daarmee gepaard gaande nadelige effecten leidt. Uit cijfers van het RIVM en het CBS over de laatste jaren blijkt dat alleen de ernstige hinder door wegverkeerslawaai is toegenomen. De toenemende afkalving van de stiltekavel leidt dus geenszins tot een toename van de nadelige gevolgen in de vorm van ernstige hinder. Er bestaat dus uit dien hoofde geen noodzaak de mores onder akoestici te herijken.

Da’s mooi!

Dit temeer daar geluid niet meer leeft, niet ‘hot’ meer is maar ‘not’ meer is. Bij de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel Mig II, fase 1 bestond de kamerbezetting immers slechts uit drie personen; geluid leeft – ook in de kamer – niet meer! En deze zware delegatie van volksvertegenwoordigers heeft voor de poorten van Hades een aantal welluidende amendementen weggesleept, die met meerderheid van stemmen zijn aangenomen en die in ieder geval geen bijdrage leveren aan de toename van de waarborg tegen geluidshinder. Hoofdstuk 5 is binnenkort ook een reconstructiecriterium rijker. Daarentegen moet de geluidsimmissie vanwege windturbines, als bron op het gezoneerde industrieterrein, gewoon bij het totaal op de zonegrens worden opgeteld.

Dat dan gelukkig weer wel!

Helaas blijkt uit het amendement dat niet zozeer de vrees voor een toename van geluidshinder, alswel de rechtsgelijkheid met overige energieproducenten daaraan ten grondslag heeft gelegen. Het is goed om te weten dat we onze vertegenwoordigers geen idealisme als beoogd met onze akoestische herijking kunnen verwijten. Staan ze tenminste – en dat hebben we met ons referendum toch maar mooi bereikt! – stiekum wel met beide benen midden in de realiteit.

Gelukkig voor de erfenis van de waarborg tegen geluidshinder dat geluid binnen Europa nog springlevend is. Er wordt druk invulling gegeven aan de Europese omgevingsrichtlijn, er wordt hard gesleuteld aan een Europese versie van de good old HRMI’99, SRM’en II en Kostenmethode en er wordt druk vergaderd over verdere invulling van het groenboek … toch? Ik zou een goed gevoel aan deze laatste wending van mijn bespiegeling overhouden als meneer Van den Berg in het laatste Journaal Geluid niet had gerapporteerd over de vergadering van de ‘Steering Group on environmental noise’ op 18 maart 2005. Hoewel gepokt en gemazeld in de bijzondere wereld die de beleidsvormers vormen – en daardoor naar verwacht mag worden gezegend met het betere langetermijndenken – besluit hij de rapportage met de verzuchting dat directoraat-generaal Milieu van de Europese commissie zich van het geluidsdossier aan het distantiëren is.

Van waar zal mijn redding komen?

Invulling van het geluidsbeleid heeft – blijkens de cijfers van het RIVM en het CBS – niet geleid tot een afname van het aantal ernstig gehinderden. Juist dit beleid wordt met herziening van de Wet geluidhinder middels MIG II – er van uitgaande dat de Eerste Kamer een en ander niet repareert – verbeterd, zodat een toename van de geluidsemissie – in weerwil van de wettelijke grenswaarde – mogelijk wordt. Mijn redding komt niet uit Den Haag. “De ambities van de Commissie staan op een zo mogelijk nog lager pitje dan de jaren ervoor.” luidt een citaat uit de rapportage van de heer Van den Berg. Mijn redding komt niet uit Brussel.

De herijking van de mores van akoestici lijkt geen moralistisch streven, maar een bittere noodzaak. Met een regelgeving die de waarborg tegen geluidshinder doet afkalven en een afnemende sturing op dit punt vanuit de Europese unie, vormt de mores van de akoestici de paardenhaar waaraan het zwaard boven het hoofd van de waarborg tegen geluidshinder bungelt. Dan maar hopen dat het een haar van een merrie blijkt te zijn.

T. Mopher

© 2005 T. Mopher. Overname alleen toegestaan met toestemming van T. Mopher.

Reactie? Schrijf naar teus_mopher@geluidnieuws.nl 

home...