Onderbouwing van afweging maatregelen van doorslaggevend belang

Dick van der Gugten, 2 april 2004

Naar aanleiding van de vernietiging van een besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant over de A50 enkele overwegingen.

Veel mensen interpreteren de beslissing van GS in dit geval zo dat er een onjuist normbedrag zou zijn gehanteerd voor de afweging van overdrachtsmaatregelen ten opzichte van gevelmaatregelen. Bij oppervlakkige lezing lijkt het erop dat geen normbedrag van ƒ 50.000,-- gebruikt had moeten worden, maar van € 74.329,20 - als maximale kosten per woning.

De beslissing van GS is in dit geval echter niet vernietigd omdat het verkeerde normbedrag is gebruikt, maar omdat het gebruikte normbedrag onvoldoende is gemotiveerd. Citaat uit de uitspraak:

"Verweerder heeft aan zijn besluit een andere regeling ten grondslag gelegd zonder nader te motiveren waarom deze regeling en het daarop gebaseerde normbedrag in dit geval dienden te worden gehanteerd. Derhalve komt het bestreden besluit wegens het ontbreken van een deugdelijke motivering op grond van het bepaalde in artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht voor vernietiging in aanmerking."

Het zou dus onjuist zijn om te concluderen dat in dit geval van € 74.329,20 als normbedrag had moeten worden uitgegaan. Dat staat nergens in de uitspraak en is ook niet zo.

Helaas komt het vaak voor bij uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: Afdeling) dat een besluit wordt vernietigd vanwege de motivering, maar de uitspraken worden helaas ook heel vaak vervolgens verkeerd uitgelegd. De Afdeling zegt dan: er is niet gemotiveerd waarom ƒ 50.000 per woning hier een goede norm was, en wij techneuten vertalen dat dan al gauw als: ƒ 50.000 is het verkeerde bedrag.

Wat men zou moeten doen bij geluidsprocedures, is uitleggen waarom je iets gedaan hebt zoals je het hebt gedaan. Als die uitleg voldoende is, zal de Afdeling de gemaakte keuze aannemelijk vinden, ook al is het inhoudelijk misschien een andere keuze dan in een ander project is gemaakt.

Een voorbeeld hiervan is de uitspraak in zaak 200302440/1, ook van 24 maart 2004 (A73 Zuid, GS Limburg). Hierin is de schermafweging wel in stand gelaten, terwijl er toch van een ander bedrag dan € 74.329,20 (dat in uitspraak 200302918/1 wordt genoemd) is uitgegaan. Reden: het hier gebruikte bedrag is hier wel onderbouwd, en bovendien op een voor de Afdeling acceptabele wijze.

aftrek artikel 103 Wet geluidhinder

Een ander voorbeeld waarbij vooral de motivering een rol speelt is het volgende:

Zaak 200300807/1 van 17 maart 2004, A2 Tangenten Eindhoven (Tracébesluit). Hierin is de aftrek ex art. 103 in stand gelaten, wegens een deugdelijke onderbouwing. Een verwijzing van appellanten naar de vernietiging van een besluit van GS Utrecht in de zaak A2 Nieuwer ter Aa, vanwege het (in dat besluit ongemotiveerde) gebruik van de aftrek, verwierp de Afdeling, want "dat betrof een andere situatie, met andere omstandigheden".

En dan het sterkste voorbeeld:

Op 31 maart 2004 heeft de Afdeling in zaak 200304219/1 voor de tweede keer de zaak A2 Nieuwer ter Aa behandeld. GS Utrecht hebben na de eerste vernietiging een nieuw besluit genomen en daarin toch weer de aftrek toegepast. Deze keer hebben zij het gebruik van de aftrek echter wel gemotiveerd (o.m. met een verwijzing naar de toelichting bij het RMW2002 die al een algemene onderbouwing bevat), en de Afdeling heeft het besluit nu (dus) in stand gelaten. In een vluchtige interpretatie zou iemand na de eerste Nieuwer ter Aa-uitspraak al snel geconcludeerd hebben: "de aftrek mag niet toegepast worden". Maar daar gaat het dus niet om, het gaat om de motivering.

home...