Hoofdschaduw en invloed van de gehoorschelp helpen sommige eenzijdig doven met richtinghoren

Marc M. van Wanrooij and A. John van Opstal, Universiteit Nijmegen, Department of Medical Physics and Biophysics, maart 2004

Eenzijdig dove luisteraars missen het vermogen om verschillen tussen de twee oren te meten, en zouden daardoor niet in staat moeten zijn om geluiden in horizontale richting te kunnen bepalen. Toch is daar in de literatuur veel onenigheid over. In deze studie tonen wij aan dat de onenigheid een gevolg is van beperkte experimenten met deze proefpersonen, omdat in al die studies een belangrijke, derde, lokalisatiefactor over het hoofd is gezien: het waargenomen geluidsniveau. Voor een eenzijdig dove varieert namelijk de waargenomen geluidsintensiteit op een systematische manier met de positie van het geluid in horizontale richting, omdat het hoofd als het ware een schaduw werpt. Hierdoor wordt een bepaald geluid minder luid waargenomen als het aan de dove kant wordt aangeboden, en het luidst als het aan de goede kant staat. Helaas is deze informatiebron onbetrouwbaar. Immers, ook een zacht geluid kan zich aan de goede kant bevinden! Onze experimenten tonen aan dat eenzijdig doven inderdaad sterk afhankelijk zijn van dit zogenaamde hoofdschaduweffect en dat hun lokalisatievermogen nagenoeg volledig instort als geluiden van veel verschillende intensiteiten op een onvoorspelbare manier door elkaar heen worden gebruikt.

Toch bleek voor ongeveer de helft van de luisteraars dat ze een beetje in staat waren om de echte links-rechts richting te kunnen bepalen, en het bleek dat zij hierbij gebruik maakten van de subtiele geluidsvervormingen door hun oorschelp. Het interessante was dat naarmate een luisteraar zich sterker liet leiden door deze oorschelpinformatie (hoewel nooit meer dan zo'n 40%), zijn vermogen om ook boven/onder en voor/achter te kunnen horen ook beter was.

Ofwel, dergelijke eenzijdig doven konden heel behoorlijk richtinghoren, ook al maakten ze in links-rechts nog steeds grote fouten. Daartegenover staan echter de eenzijdig doven die zich totaal niet door oorschelpinformatie lieten leiden. Deze luisteraars konden daardoor geen enkele geluidsrichting goed bepalen!

Het betrof bijna 50% van de geteste groep eenzijdig doven. Zonder overdrijving kan gesteld worden dat deze groep ernstig 'gehandicapt' is, veelal zonder dat ze dit zelf beseffen. Dit komt omdat in het normale dagelijkse leven de ogen de dominante bron van informatie verschaffen over de plaats van voorwerpen in onze omgeving. In het donker echter, zijn deze luisteraars wat richtinghoren betreft volledig verloren.

Ons onderzoek suggereert echter dat ook deze groep door speciale trainingen er toe moeten kunnen worden gebracht om gebruik te leren maken van hun oorschelpinformatie. Vooral in de huidige, vaak levensgevaarlijke geluidsomgevingen van onze moderne maatschappij kan het soms van levensbelang zijn om in een fractie van een seconde te kunnen bepalen of een geluid (lees: auto) van voor of van achter kwam!

Bron: Het artikel kunt u hier lezen: Sound Localization. Journal of Neuroscience,24:4163-4171, 2004 (PDF).

home...