W. Drost, 25 december 2003
Het einde van het jaar nadert met rasse schreden; tijd voor een nieuwe ronde jurisprudentie voor de Nieuwsbrief van de StAB over het laatste kwartaal van 2003.
In het jaar waarin MIG werd omgedoopt in MIG II, wordt niettemin middels de jurisprudentie de Wet geluidhinder verder uitgekristalliseerd. Zo is dit jaar de Rotterdamse Saldomethode niet omarmd, maar kan voor een tijdelijke A-inrichting, middels de Wet op de Ruimtelijke Ordening de zoneringsplicht worden omzeild. Middels de beoordelingssystematiek voor militair schietlawaai is dit jaar de voet dwarsgezet voor uitsluitend een jaargemiddelde geluidsbeoordeling.
Ook het laatste kwartaal is er weer een keur aan opmerkelijke jurisprudentie, waarvan uw akoestisch hart sneller kan gaan kloppen. In de komende Nieuwsbrief wordt uw aandacht op de volgende uitspraken gevestigd, die – naar onze mening – interessant zijn vanwege de gevolgen daarvan voor de beoordeling van geluid en trillingen
Een aantal van de uitspraken zullen in de Stab Nieuwsbrief van een annotatie zijn voorzien. Daarmee wordt een begin gemaakt met een nieuwe verschijningsvorm van de Nieuwsbrief. Een verschijningsvorm waarbij meer aandacht wordt besteed aan de specifieke relevantie van de verschillende uitspraken voor het werkveld. Door de medewerkers van de Stichting zullen (meer) technisch inhoudelijke annotaties op het gebied van de verschillende aandachtsgebieden (voor zowel de discipline ruimtelijke ordening als de discipline milieu) worden verzorgd. Daarnaast zal door de Universiteit van Utrecht een aantal meer formeel juridische aspecten uit uitspraken worden geannoteerd. Redenen te over om naar de nieuwe Nieuwsbrief uit te kijken!
De afgelopen tijd zijn verschillende uitspraken met betrekking tot het “Geluidsbeheersplan Bedrijventerrein Veren Ambacht te Ridderkerk” – een van de weinige gemeentelijke nota’s industrielawaai – gepasseerd. De uitspraken hebben merendeels betrekking op het stellen van nadere eisen op grond van AMvB’s ter invulling van het geluidsbeheersplan. Het gebruik van dit middel ten behoeve van het geluidsbeheersplan is door de Afdeling omarmd en de genoemde uitspraak schetst een kader voor de motivering van een dergelijke nadere eis.
Er is nog steeds veel te doen over het akoestisch modelleren van blaffende honden. Ondanks dat door de heer Tennekes in 1998 de discussie over ‘hoe te modelleren’ reeds is aangezwengeld, is tot op heden geen reproduceerbare methode als norm gesteld. Ook in deze uitspraak sneuvelt de modellering vanwege de gebrekkige reproduceerbaarheid en verifieerbaarheid. Daarbij staan het gehanteerde bronvermogenniveau en de “blaftijd” centraal. Tot slot geeft de uitspraak een opmerkelijk inzicht in de psyche van een blaffende hond; de blafdichtheid is recht evenredig aan de honddichtheid, naar het schijnt.
Het is niet ongebruikelijk dat piekgeluiden door laad- en losactiviteiten in de dagperiode van de grenswaarden voor het piekgeluidsimmissieniveau worden uitgezonderd. Er moet echter een onderscheid gemaakt worden tussen het daadwerkelijke laden en lossen en andere, bijkomende geluidsemissies. In deze uitspraak wordt ingegaan op de wijze waarop deze bijkomende geluidsemissies naar de mening van de Afdeling moeten worden getoetst.
Het is niet ongebruikelijk dat bijdragen die 10 dB (of meer) lager liggen dan het totale immissieniveau, als ‘verwaarloosbaar’ en daarom aanvaardbaar worden bestempeld. Dergelijke gebruiken kennen een zeker grijs gebied: “… als … dan kan een bijdrage van 9 dB minder toch ook nog wel??”. In dit geval is sprake van een bijdrage van 8 dB minder dan het totale niveau, aan een overschrijding van een M.T.G.; want vele kleintjes maken ook hier een hele grote. In een dergelijk geval rijst de vraag aan welke bijdrage de overschrijding is toe te rekenen. In deze uitspraak is aangegeven waarom een – relatief geringe – bijdrage van 8 dB minder dan het totale niveau, niet aanvaardbaar te achten is.
Het vergunde gebruik van het TT-circuit te Assen wordt uitgebreid met zogenaamde ‘grootschalige publieksevenementen’. Deze zijn daarbij als ‘incidentele bedrijfssituatie’ aangemerkt en als zodanig niet aan de zone getoetst. De Afdeling vindt in verschillende toetsingskaders en besluiten grond voor het oordeel dat dit niet in strijd met het recht te achten is.
In geding is een goedkeuringsbesluit van een bestemmingsplan dat ziet op woningbouw binnen de invloedssfeer van een ‘30 km/h weg’. Hoewel geen sprake is van een wettelijke zone rond deze weg is de Afdeling van mening dat het akoestisch klimaat vanwege deze weg ter hoogte van de bestemming woningbouw in strijd is met een ‘goede ruimtelijke ordening’. Vooruitlopend op MIG II repareert de Afdeling eigenhandig artikel 74 van de Wet geluidhinder.
In geding is de goedkeuring van een bestemmingsplan op grond waarvan vestiging van artikel 2.4 Ivb-bedrijven mogelijk gemaakt wordt. De zone die daarmee samenhangt ligt deels buiten het plangebied in kwestie. Het goedkeuringsbesluit wordt vernietigd omdat de plannen waarbinnen deze zone ligt niet gelijktijdig daaraan zijn aangepast.
In geding is de wijziging van het aanwijzingsbesluit Luchtvaartterrein Eelde. Bij de wijziging is gebruik gemaakt van de rekenmethode volgens het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart. Gelet op de daarbij gehanteerde afkap van bijdragen van 65 dB(A) en minder en de rekenmethodiek als waarvan ten behoeve van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol 2003 gebruik gemaakt is, wordt het besluit vernietigd.