Rechtbank Leeuwarden, 12 september 2003
De eigenaar van een voormalige pastorie stelt dat zijn woning zwaar beschadigd is geraakt door trillingen als gevolg van een ondeugdelijke wegverharding. Deze wegbestrating -stroken van Chinese basaltkeien- is in het jaar 2000 door de gemeente aangebracht. De eigenaar vordert in kort geding een voorschot op de door hem te lijden schade van de gemeente Boarnsterhim.
In zijn uitspraak van 10 september 2003 heeft de voorzieningenrechter een voorschot toegekend van 30.000 euro. Dit bedrag is nodig om een noodvoorziening te treffen. Er is thans namelijk een gevaarlijke situatie ontstaan doordat de doorgezakte vloeren op de gasleidingen rusten. De rechter heeft aan toekenning van het voorschot wel de voorwaarde gesteld dat de eigenaar van de voormalige pastorie een bankgarantie ten behoeve van de gemeente stelt, voor het geval hij het bedrag later moet terugbetalen.
Bron: Website Rechtbank Leeuwarden, via www.rechtspraak.nl
Hieronder de volledige tekst van de uitspraak
LJN-nummer: AK3438 Zaaknr: 59349 KG ZA
03-219
Bron: Rechtbank
Leeuwarden
Datum uitspraak: 10-09-2003
Soort zaak: civiel
Rechtbank Leeuwarden
Sector
civiel recht
afdeling handelsrecht
Korte Gedingen
Uitspraak: 10
september 2003
Kort-geding-nummer: 59349 KG ZA 03-219
VONNIS
van de voorzieningenrechter van de rechtbank te
Leeuwarden, in het kort geding van:
[eiser],
wonende te
[woonplaats],
eiser, hierna te noemen: [eiser],
procureur: mr. P. van der
Sluis,
advocaat: mr. L.J.L. Heukels te Haarlem,
tegen
de
publieke rechtspersoon
DE GEMEENTE BOARSTERHIM, althans het College van
Burgemeester en Wethouders van de gemeente Boarnsterhim,
zetelend te
Grouw,
gedaagde, hierna te noemen: de gemeente,
procureur: mr. H.
Doornbosch.
PROCESGANG
[eiser] heeft de gemeente in kort
geding doen dagvaarden tegen de openbare zitting van 4 september
2003.
[eiser] heeft toen op de bij dagvaarding geformuleerde gronden
gevorderd dat de rechter bij vonnis - zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad
- de gemeente zal veroordelen om binnen vier weken na dit vonnis aan [eiser] te
voldoen een bedrag van 200.000,00 euro als voorschot op de door [eiser], ten
gevolge van onrechtmatig handelen van de gemeente, geleden en nog te lijden
schade, althans een ander door de rechter in goede justitie te bepalen bedrag,
met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding.
Vervolgens
hebben partijen hun standpunten nader doen toelichten door hun advocaat
respectievelijk procureur, die beiden mede aan de hand van pleitnotities het
woord hebben gevoerd. De gemeente heeft daarbij geconcludeerd [eiser]
niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, althans hem deze te ontzeggen,
met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding.
Partijen hebben
met wederzijds goedvinden producties in het geding gebracht.
Na voortgezet
debat hebben partijen vonnis gevraagd. De rechter doet heden uitspraak.
RECHTSOVERWEGINGEN
Vaststaande feiten
In dit kort
geding gelden onder meer de navolgende feiten als vaststaand.
1.1. [eiser] is
eigenaar van een voormalige pastorie, gelegen aan de Buorren 33 te Terherne.
[eiser] heeft de woning omstreeks april 1997 gekocht van de Doopsgezinde
Gemeente te Terherne. De woning is gebouwd in 1855. De buitenmuren van de woning
zijn gefundeerd op een zandlaag en de woning is niet onderheid.
1.2. In juli
2000 heeft de gemeente de Buorren opnieuw bestraat. Hierbij is gebruik gemaakt
van klassieke straatklinkers. Op een aantal plaatsen in de weg zijn dwars over
de rijrichting smalle stroken aangelegd, door de gemeente aangeduid als
"strepen", bestaande uit Chinese basaltkeien. Deze stenen lopen naar de
onderkant taps toe. De stenen zijn gestraat in zand. De dichtstbijzijnde strook
keien is gelegen op 5,5 meter van het dichtstbijzijnde deel van de woning van
[eiser]. In de onmiddellijke nabijheid van de woning bevinden zich nog twee
stroken met Chinese basaltkeien.
1.3. De Buorren is de doorgaande weg in
Terherne. De weg wordt ook gebruikt door vrachtverkeer en bussen.
1.4. In de
woning van [eiser] is op een groot aantal plaatsen sprake van scheurvorming in
muren. Voorts hebben zich breuken voorgedaan in onder meer schoorsteenmantel,
tegels en schouwen in de woning.
1.5. Wegens verzakking van de stroken, zijn
de stroken basaltkeien in maart 2001 deels opnieuw gelegd.
1.6. Vanaf de
herbestrating in de zomer van 2000 heeft [eiser] bij de gemeente geklaagd over
trillingshinder in zijn woning. In eerste instantie heeft hij hierover
telefonisch contact opgenomen. Vervolgens heeft hij brieven geschreven op 27
oktober 2000, 6 november 2000 en 20 november 2000. Laatstgenoemde brief heeft de
gemeente doorgezonden aan haar verzekeraar Centraal Beheer; inhoudelijk heeft de
gemeente niet gereageerd. Vervolgens heeft [eiser] de gemeente wederom
aangeschreven op 27 november 2000, 12 december 2000, 15 februari 2001 en 1 maart
2001.
1.7. Op 26 januari 2001 heeft Centraal Beheer een reactie verzonden
aan [eiser]. In het schrijven van Centraal Beheer is aangegeven dat "uit ons
onderzoek is gebleken, dat er geen causaal verband bestaat tussen de door het
verkeer opgewekte trillingen en de scheurvorming in uw woning". Bijgevoegd is
een uitdraai van een door TNO uitgevoerde trillingsberekening. Voorts is vermeld
dat "wanneer wij niet binnen zes weken van een door u aangewezen deskundige een
weerlegging hebben ontvangen [wij] ons dossier [sluiten]".
1.8. Hierop heeft
[eiser] opdracht gegeven aan IFCO Funderingsexpertise Hoorn B.V.(hierna: IFCO)
tot het uitvoeren van trillingsmetingen aan de woning. Deze metingen hebben
plaatsgevonden van 7 februari tot 15 februari 2001. In haar rapportage d.d. 15
mei 2001 heeft IFCO vermeld dat tijdens de meetperiode diverse hoge piekwaarden
zijn geregistreerd, die overigens de normen uit de Meet- en
Beoordelingsrichtlijnen van de Stichting Bouwresearch (hierna: de
SBR-richtlijnen) niet overschrijden. Tijdens de bemande meting is gebleken dat
de pieken worden veroorzaakt door het passeren van het wegverkeer over de
stroken met basaltkeien. Volgens IFCO is het duidelijk dat de schade aan de
woning door het vernieuwen van de bestrating is ontstaan.
1.9. Verder heeft
[eiser] opdracht gegeven aan KOAC WMD, Instituut voor materiaal- en
wegbouwkundigonderzoek BV te Apeldoorn (hierna: Koac) tot het uitvoeren van een
beoordeling van de verharding van de Buorren te Terherne. In een rapportage
hierover d.d. 28 mei 2001 is vermeld dat (zeker) de basaltkeienstroken dwars op
de rijrichting, niet geschikt worden geacht als verharding voor de ter plaatste
optredende verkeersbelasting. Als argumenten worden gegeven dat de keien niet in
verband zijn gestraat; dat de belasting aan de bovenkant van het oppervlak van
de keien groter is dan aan de onderkant; dat de keien niet maatvast zijn; dat
van een voegwerking van het zand tussen de keien geen sprake zal zijn, daar het
zand door de omgekeerde trechtervorm niet is opgesloten; dat bij vocht in het
zandbed het draagvermogen ervan zal afnemen.
1.10. Verder heeft Koac in
opdracht van [eiser] een beoordeling uitgevoerd van trillingsoverlast aan zijn
woning. Koac heeft daarover op 30 mei 2001 gerapporteerd. Koac komt in haar
rapportage onder meer tot de conclusie dat kritische kanttekeningen zijn te
plaatsen bij de door TNO (in opdracht van Centraal Beheer) opgestelde
berekening. De conclusie van TNO dat de scheurvorming niet veroorzaakt kan zijn
door trillingen, is onvoldoende onderbouwd, aldus Koac. Volgens Koac geven door
haar uitgevoerde controleberekeningen aan dat overschrijding van de
SBR-richtlijnen voor zowel schade als hinder optreedt, wanneer een lege
luchtgeveerde bus passeert met 50 km/u. Tenslotte concludeert Koac dat, "gezien
de toestand van de elementenverharding voor herstraten in maart 2001 en ook de
op 18 mei 2001 geconstateerde onvlakheden, [er] rekening mee moet worden
gehouden dat bij het passeren van zware voertuigen verkeerstrillingen worden
gegenereerd die tot schade aan het pand leiden. Bij een reeds door scheurvorming
verzwakte constructie zal, zonder adequate maatregelen, verdere toename van de
onvlakheid van de wegverharding onvermijdelijk leiden tot verdere schade aan het
pand".
1.11. Aangezien in het rapport van Koac, d.d. 30 mei 2001 vraagtekens
werden geplaatst bij de door IFCO gemeten trillingssterkte, heeft IFCO opnieuw
metingen uitgevoerd. Uit de metingen, neergelegd in een rapportage d.d. 11 juni
2001, blijkt dat bij de keienstroken de gemeten frequenties veel hoger zijn dan
normaal voor het wegverkeer is gemeten. Voorts blijkt dat eenmaal een meetwaarde
is geregistreerd die bij toetsing aan de SBR-richtlijnen risico op schade zou
opleveren.
1.12. In kort geding heeft [eiser] gevorderd dat de gemeente -kort
gezegd- zal worden veroordeeld om de rijen Chinese basaltkeien te verwijderen en
te doen vervangen door daartoe wel geschikte bestrating. [eiser] heeft daartoe
aangevoerd dat er scheur- en breukschade aan zijn woning is ontstaan als gevolg
van de wegbestrating met stroken van Chinese basaltkeien.
Bij vonnis van 28
juni 2001 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de gevraagde
voorziening geweigerd. [eiser] heeft tegen dat vonnis hoger beroep ingesteld bij
het gerechtshof te Leeuwarden.
1.13 Op verzoek van de gemeente heeft TNO in
een memorandum d.d. 21 december 2001 gereageerd op de rapportages van IFCO en
Koac. Hierin is onder meer vermeld dat de hoog frequente trillingen, die door
IFCO zijn gemeten niet veroorzaakt kunnen zijn door wegverkeer. Derhalve kan
zettingschade aan de woning door trillingen afkomstig van wegverkeer worden
uitgesloten. Voorts is vermeld dat de tweede metingen van IFCO d.d. 11 juni 2001
ruim onder de grenswaarden blijven. Geconcludeerd wordt dat de rapportages niet
aannemelijk maken dat trillingen afkomstig van wegverkeer schade aan het pand
hebben veroorzaakt.
1.14 Op verzoek van [eiser], naar aanleiding van het
hiervoor aangehaalde memorandum van TNO, heeft Koac het optreden van hoge
frequenties gecontroleerd. In het verslag hiervan d.d. 6 maart 2002 is door Koac
geconcludeerd dat ter hoogte van de basaltstrook hoge frequenties worden
waargenomen, welke niet bij verkeerstrillingen worden verwacht. Overigens zijn
de gemeten trillingsniveaus op dit moment niet dusdanig hoog dat de grenswaarden
worden overschreden.
1.15. Het gerechtshof te Leeuwarden heeft bij eindarrest
van 24 juli 2002 het kort geding vonnis van 28 juni 2001 vernietigd. Het
gerechtshof heeft de gemeente veroordeeld om drie stroken Chinese basaltkeien te
verwijderen en te vervangen door daartoe wel geschikte bestrating. Het
gerechtshof heeft geoordeeld dat op grond van door [eiser] in het geding
gebrachte schriftelijke verklaringen in voldoende mate aannemelijk is geworden
dat in de woning van [eiser] sprake is van ernstige scheur- en breukvorming
sinds de herbestrating van de Buorren in de zomer van 2000. Voorts is volgens
het gerechtshof in voldoende mate komen vast te staan dat de bewuste Chinese
basaltkeien niet geschikt zijn te achten als wegverharding bij het optreden van
verkeersbelasting door bussen en vrachtauto's. Voorts heeft het gerechtshof het
navolgende overwogen:
6. In het licht van enerzijds de omstandigheid dat de
schade aan de woning is ontstaan na de herbestrating met stroken van Chinese
basaltkeien in de zomer van 2000, en anderzijds dat voldoende aannemelijk is
geworden dat de bewuste Chinese basaltkeien ongeschikt zijn als wegverharding in
een situatie als de onderhavige, is het hof van oordeel dat, gelet op de door
twee verschillende onderzoeksbureaus aangetroffen hoogfrequente trillingen in de
woning ter hoogte van de basaltstroken bij passerend verkeer, alsmede de
conclusie van Koac dat deze trillingen zodanig zijn dat zij tot schade aan de
woning kunnen leiden, voorshands in voldoende mate aannemelijk is geworden dat
sprake is van causaal verband tussen de wegbestrating met stroken Chinese
basaltkeien, en de scheur- en breukschade aan de woning van [eiser]. (...)
7.
(...)
Al met al is het hof voorshands van oordeel dat het belang van de
gemeente bij handhaving van de relevante drie stroken met Chinese basaltkeien,
niet opweegt tegen het belang van [eiser] bij verwijdering van die keien en
vervanging door een ander soort bestrating. Dit geldt te meer nu het slechts om
smalle stroken met een gering oppervlak gaat, terwijl de gemeente de
mogelijkheid heeft om de verwijdering van de keien te doen samenvallen met de
aangekondigde herbestrating. (...)
1.16. De gemeente heeft binnen de door het
gerechtshof gestelde termijn de drie stroken Chinese basaltkeien verwijderd en
vervangen door daartoe wel geschikte bestrating.
1.17. In opdracht van de
gemeente heeft TNO op 27 augustus 2003 een rapport opgesteld met als titel:
"Commentaar op het verkort verslag van KOAC.WMD van 6 maart 2002 mede in het
licht van eerdere rapportages en het arrest van het gerechtshof te Leeuwarden
van 24 juli 2002". In dit rapport is onder meer het navolgende
vermeld:
(...)
3.5. Concluderende opmerkingen over het rapport van
KOAC.WMD
Op grond van de metingen van KOAC.WMD beschreven in het rapport van
6 maart 2002 kan geconcludeerd worden dat:
1. De grenswaarden voor schade ten
gevolge van zettingen door trillingen volgens SBR richtlijn 1 nooit overschreden
worden. Schade door zettingen door trillingen zijn daarom hoogst
onwaarschijnlijk.
2. De grenswaarden voor schade aan de hoofddraagconstructie
volgens SBR Richtlijn 1 nooit overschreden worden. Schade door trillingen aan de
hoofddraagconstructie zijn daarom hoogst onwaarschijnlijk.
3. De grenswaarden
voor schade aan onderdelen volgens SBR richtlijn 1 eenmaal licht overschreden
worden, waarbij echter geen causaal verband is aangetoond tussen het passeren
van verkeer en het voorkomen van de trillingen.
4. Kort commentaar op de
eerdere meetresultaten
(...)
Conclusie
Onze conclusie is, dat uit de
diverse metingen blijkt dat er hoogfrequente trillingen zijn waargenomen bij de
basaltstroken. Deze hoogfrequente trillingen worden echter niet in de woning
zelf waargenomen. Er is geen causaal verband aangetoond tussen het passeren van
verkeer en overschrijding van de grenswaarden zoals beschreven in SBR richtlijn
1.
5. Arrest gerechtshof Leeuwarden d.d. 24 juli
2002
(...)
Conclusie
Wij onderschrijven derhalve niet het oordeel van
het hof dat voorshands voldoende aannemelijk is geworden dat sprake is van
causaal verband tussen de basaltstroken en scheur- en breukschade in de woning
van dhr. [eiser].
Het geschil en de beoordeling daarvan
2.
Volgens [eiser] blijkt uit de door hem in het geding gebrachte rapporten van
Koac en IFCO dat de schade aan zijn woning is ontstaan als gevolg van de
wegbestrating met stroken van Chinese basaltkeien. Ook het gerechtshof heeft dit
causale verband aangenomen. De schade aan zijn woning dient thans zo spoedig
mogelijk te worden hersteld, aldus [eiser]. Op korte termijn dienen deze
herstelwerkzaamheden te worden gestart om verder verval van zijn woning te
voorkomen. In totaal worden de herstelkosten van de woning geschat op een bedrag
van
€ 223.578,68. [eiser] verwijst daartoe naar een berekening van
Kalkulatiebureau Sneek B.V. Gelet op de ingrijpende herstelwerkzaamheden zal
[eiser] gedurende deze werkzaamheden elders moeten wonen. Ook het bedrijf dat
[eiser] vanuit zijn huis uitoefent (een hoveniersbedrijf) dient tijdelijk
verplaatst te worden. De geschatte kosten van verhuizing, huur andere woning,
opslag, verhuiskosten, aansluitkosten, herinrichtingskosten, bedrijfsschade en
dergelijke worden door [eiser] begroot op een bedrag van € 95.000,00. Voorts
heeft [eiser] kosten moeten maken ter vaststelling van de aansprakelijkheid van
de gemeente. In totaal belopen deze kosten volgens [eiser] een -in de
dagvaarding gespecificeerd- bedrag van
€ 123.194,24. [eiser] vordert thans
een voorschot op de totale door hem geleden schade.
3. De gemeente heeft
allereerst betwist dat de schade aan de woning van [eiser] is ontstaan als
gevolg van de wegbestrating met stroken van Chinese basaltkeien. De gemeente
stelt daarbij voorop dat aan het arrest van het gerechtshof geen gezag van
gewijsde toekomt. Bovendien speelde er volgens de gemeente bij het gerechtshof
een andere vraag dan thans aan de orde is. De vraag naar de aansprakelijkheid
van de gemeente en de schade van [eiser] was destijds niet aan de orde. Het
gerechtshof heeft (slechts) op grond van een belangenafweging beslist dat de
basaltkeien verwijderd dienden te worden. Overwogen is immers dat het belang van
de gemeente bij handhaving van de relevante drie stroken Chinese basaltkeien
niet opwoog tegen het belang van [eiser] bij verwijdering van die keien.
De
gemeente heeft voorts aangevoerd, dat het gerechtshof mede het rapport van Koac
van 20 maart 2002 bij haar oordeel heeft betrokken. Gelet op de omstandigheid
dat de gemeente dit rapport slechts één dag voor het pleidooi bij het
gerechtshof heeft ontvangen, is zij destijds niet in staat geweest om adequaat
op dit rapport te reageren. Nadat het gerechthof het arrest van 24 juli 2002 had
gewezen, heeft de gemeente TNO Bouw te Delft verzocht een rapport op te stellen
waarin wordt ingegaan op het rapport van Koac van 20 maart 2002 en waarin wordt
ingegaan op het arrest van het gerechthof. De gemeente verwijst naar het rapport
van TNO van 27 augustus 2003, waarvan de conclusies hiervoor sub 1.17 zijn
geciteerd. Hieruit blijkt volgens de gemeente dat het gerechtshof een aantal
verkeerde conclusies heeft getrokken. Uit het rapport van TNO volgt volgens de
gemeente dat de schade aan de woning van [eiser] niet is ontstaan als gevolg van
de wegbestrating met stroken van Chinese basaltkeien.
Bovendien heeft de
gemeente aangevoerd dat het gerechtshof ten onrechte op grond van een aantal
door [eiser] in het geding gebrachte schriftelijke verklaringen heeft
geoordeeld, dat aannemelijk is geworden dat in de woning van [eiser] sprake is
van ernstige scheur- en breukvorming sinds de herbestrating van de Buorren in de
zomer van 2000. Volgens de gemeente heeft TNO inmiddels na een bezichtiging van
de woning van [eiser] op grond van de aard en de vorm van de scheuren
geconcludeerd dat het hier oude scheuren -te weten scheuren van vóór de
herbestrating in 2000- betreft.
Voorts heeft de gemeente de hoogte van de
schade betwist. Ook heeft de gemeente het spoedeisende belang van [eiser] bij
zijn vordering betwist; de woning staat niet op instorten, zodat een spoedige
renovatie van de woning niet is vereist. Ten slotte heeft de gemeente aangevoerd
dat rekening dient te worden gehouden met een restitutierisico.
4. Voor
de vraag of toewijzing bij voorraad van een geldvordering in kort geding
geïndiceerd is, moet de rechter volgens de Hoge Raad niet alleen onderzoeken of
het bestaan van een vordering van [eiser] op de gemeente voldoende aannemelijk
is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden, welke
meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is
vereist en daarbij in de afweging van belangen van partijen mede betrekken de
vraag naar het risico van de onmogelijkheid van terugbetaling door [eiser] van
de toe te wijzen geldvordering.
5. Partijen twisten over de vraag of de
schade aan de woning van [eiser] al dan niet is ontstaan als gevolg van de
wegbestrating met stroken van Chinese basaltkeien. Anders dan de gemeente heeft
betoogd, heeft het gerechtshof bij arrest van 24 juli 2002 omtrent deze vraag
een oordeel gegeven. Het gerechtshof heeft immers overwogen dat "voorshands in
voldoende mate aannemelijk is geworden dat sprake is van causaal verband tussen
de wegbestrating met stroken Chinese basaltkeien, en de scheur- en breukschade
aan de woning van [eiser]".
De gemeente heeft terecht aangevoerd dat het
arrest van het gerechtshof van 24 juli 2002 geen gezag van gewijsde heeft. Thans
zal dan ook moeten worden bezien of er voldoende aanleiding bestaat om tot een
andersluidend oordeel te komen.
6. Naar het voorlopige oordeel van de
rechter is aannemelijk dat het verweer van de gemeente, zoals hiervoor sub 3 is
weergegeven, voor de rechter in de tussen partijen aanhangige bodemprocedure
aanleiding zal zijn om een deskundigenonderzoek te gelasten. De door partijen
ingeschakelde (partij)deskundigen komen immers tot verschillende conclusies
omtrent de vraag naar het al dan niet aanwezig zijn van een causaal verband
tussen de aanwezigheid van de wegbestrating met stroken van Chinese basaltkeien
en de schade aan de woning van [eiser]. De uitkomst van een dergelijk
deskundigenonderzoek is ongewis. De rechter acht het echter op grond van de
thans reeds aanwezige deskundigenrapporten, alsmede gelet op hetgeen het
gerechtshof in haar arrest van 24 juli 2002 heeft overwogen, zeker niet
uitgesloten dat in de reeds aanhangige bodemprocedure zal worden geoordeeld dat
de gemeente gehouden is tot vergoeding van enige schade over te gaan. Omdat
[eiser] ter zitting onweersproken heeft gesteld dat er zich in zijn woning thans
een gevaarlijke situatie voordoet omdat de doorgezakte vloeren op de
gasleidingen rusten, ziet de rechter aanleiding om reeds nu aan [eiser] een
voorschot op schadevergoeding toe te kennen. De hoogte van dit voorschot zal
echter worden beperkt tot de ter zitting door de advocaat van [eiser] geschatte
kosten in verband met het treffen van een noodvoorziening ter zake van de
doorgezakte vloeren, te weten een bedrag van 30.000,00 euro. De gemeente heeft
de juistheid van deze schatting niet betwist. Voor toewijzing van een hoger
bedrag ziet de rechter op dit moment onvoldoende aanleiding gelet op de
onzekerheid omtrent de uitkomst in de bodemprocedure, alsmede gelet op de
omstandigheid dat [eiser] -behoudens wat betreft de doorgezakte vloeren- niet
voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat herstel van zijn woning op korte termijn
noodzakelijk is.
7. Aan toewijzing van het bedrag van 30.000,00 euro zal
de voorwaarde worden verbonden dat [eiser] voor dit bedrag een deugdelijke
bankgarantie ten behoeve van de gemeente stelt. Omdat [eiser] heeft gesteld dat
hij een spoedeisend belang heeft bij toewijzing van enig voorschot gelet op zijn
financiële positie, is de vrees van de gemeente, dat [eiser] bij een eventuele
afwijzing van zijn vordering in de bodemprocedure niet in staat zal zijn om het
thans toe te wijzen voorschot aan de gemeente terug te betalen, reëel.
8.
De gemeente zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij worden
veroordeeld in de kosten van het geding.
BESLISSING
De
rechter, rechtdoende in kort geding:
1. veroordeelt de gemeente om binnen
vier weken na betekening van dit vonnis aan [eiser] te voldoen een bedrag van
30.000,00 euro, onder de voorwaarde dat [eiser] ten behoeve van de gemeente
zekerheid stelt voor de terugbetaling van dit bedrag door middel van het
verstrekken van een deugdelijke bankgarantie;
2. veroordeelt de gemeente
in de kosten van het geding, aan de zijde van [eiser] begroot op 3.868,20 euro
aan verschotten en op 705,00 euro aan salaris procureur;
3. verklaart de
veroordelingen sub 1 en 2 uitvoerbaar bij voorraad;
4. wijst af het
anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de
Vroome, voorzieningenrechter, en in aanwezigheid van de griffier uitgesproken
ter openbare terechtzitting van 10 september 2003.