In haar uitspraak heeft de Raad van State het beroep tegen de afwijzing door het college van B&W van Voorschoten van het verzoek van Van der Valk om een voorschrift in te trekken dan wel te wijzigen van de milieuvergunning voor het bedrijvencomplex (hotel-restaurant De Gouden Leeuw, slagerij, slijterij, dierenweide) in Voorschoten. Het voorschrift dat verbonden is aan de milieuvergunning heeft betrekking op het plaatsen van een geluidscherm.
Het bedrijf wilde geen geluidsscherm plaatsen, omdat de geluidbelasting van
de inrichting is afgenomen door een aantal veranderingen in de bedrijfsvoering
en genomen geluidbeperkende maatregelen. Volgens appellant heeft verweerder in
dit verband een melding geaccepteerd.
Uit de aanvraag om een revisievergunning krachtens de Wet milieubeheer die heeft
geleid tot de voornoemde vergunning van 13 augustus 2001, blijkt dat appellant
een geluidscherm heeft aangevraagd. Volgens het bij de aanvraag behorende
akoestisch rapport is een geluidscherm noodzakelijk om aan de geluidnormen te
kunnen voldoen. Mede gelet hierop heeft verweerder bij besluit van 13 augustus
2001 in de aan de vergunning verbonden voorschriften een geluidscherm
voorgeschreven. Blijkens voornoemd besluit heeft verweerder de door appellant op
23 februari 2000 gemelde veranderingen bij de besluitvorming betrokken.
Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting is in de thans, bij besluit
van 13 augustus 2001, vergunde situatie een geluidscherm noodzakelijk om aan de
in de deze vergunning gestelde geluidnormen te kunnen voldoen. Dit geluidscherm
maakt deel uit van de aangevraagde en vergunde bedrijfsvoering. Tevens is
gebleken dat na het verlenen en onherroepelijk worden van voornoemde vergunning
voor de onderhavige inrichting geen nieuwe aanvraag om vergunning is ingediend.
De onderhavige inrichting kan derhalve conform de vergunning van 13 augustus
2001 in werking zijn. Dit betekent dat het voorschrift 3.22, dat in 2001
noodzakelijk werd geacht met het oog op de bescherming van het milieu, nog
steeds noodzakelijk moet worden geacht. Gelet op het vorenstaande ziet de
Afdeling geen grond voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid tot de
afwijzing van het verzoek van appellant krachtens artikel 8.24 van de Wet
milieubeheer heeft kunnen beslissen. Overigens merkt de Afdeling op dat
appellant, indien sprake is van veranderingen in de huidige situatie ten
opzichte van de situatie welke thans is vergund, alsdan de mogelijkheid heeft
een aanvraag om een (veranderings)vergunning in te dienen. Het bezwaar treft
geen doel.
De volledige uitspraak is hier te lezen: http://www.raadvanstate.nl/verdicts/verdict_details.asp?verdict_id=3929, of zoek naar Zaaknummer: 200206257/1
Bron: website Raad van State, www.raadvanstate.nl