Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, 4 september 2002
In een brief aan de Tweede Kamer gaat de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, C.P. Veerman in op vragen van het kamerlid Van Velsen (SP) over de bouw van een 20 meter hoge muur in de duinen.
Vraag: Is het waar dat u een vergunning heeft verstrekt voor de bouw
van een geluidswand van 130 meter lang en 20 meter hoog plus bijhorende gebouwen
in het staatsnatuurmonument 'Duinen tussen Den Helder en Callantsoog'?
Antwoord: Bij besluit van 26 juni 2002 is op grond van artikel 12 van de
Natuurbeschermingswet aan de Dienst Gebouwen, Werken & Terreinen (DGW&T)
van het ministerie van Defensie vergunning verleend voor de bouw van een
geluidswand van 130 meter lang en 20 meter hoog, waarvan slechts een zeer
beperkt deel (circa 20 meter) van de geluidswand is gelegen in het
Staatsnatuurmonument.
Vraag: Heeft het feit dat het gebied onder de Natuurbeschermingswet,
de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn valt en onderdeel uitmaakt van de
Ecologische Hoofdstructuur meegespeeld in de toekenning van de vergunning? Zo
ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Antwoord: Ja. Het afwegingskader van de Natuurbeschermingswet richt zich
primair op de bescherming van de wezenlijke kenmerken zoals die in het besluit
tot aanwijzing van een natuurmonument zijn genoemd. In het Beschermd
Natuurmonument Duinen van Den Helder en Callantsoog moeten hieronder niet alleen
de geomorfologische, biologische en hydrologische kenmerken en processen en het
natuurschoon, maar ook de met deze waarden samenhangende cultuurhistorische
hoedanigheid, alsmede de voor de fauna noodzakelijke rust worden begrepen. In
het kader van deze vergunning betrof het de afweging van het voordeel van
geringere geluidshinder voor het omringende duingebied tegen beperkte aantasting
van waarden van natuurschoon.
Het duingebied valt niet onder de EU-Vogelrichtlijn. Het betrokken duingebied is aangemeld in het kader van de EU-Habitatrichtlijn. De definitieve begrenzing van het te beschermen gebied vindt plaats in de aanwijzingsfase nadat Brussel de lijst met gebieden van communautair belang heeft vastgesteld. Op grond van 'gemeenschapstrouw' is een lidstaat in deze voorfase gehouden onomkeerbare ontwikkelingen, die realisering van het met de aanwijzing beoogde doel belemmeren, te voorkomen. Dit gegeven is expliciet betrokken bij de besluitvorming inzake de gevraagde vergunning ex artikel 12 van de Natuurbeschermingswet.
De Duinen van Den Helder en Callantsoog zijn kerngebied van de Ecologische Hoofdstructuur. In het Structuurschema Groene Ruimte is vastgelegd dat het ruimtelijk beleid voor de Ecologische Hoofdstructuur is gericht op het behoud, herstel en de ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden. Ingrepen in en in de onmiddellijke nabijheid van kerngebieden van de Ecologische Hoofdstructuur zijn niet toegestaan als deze de wezenlijke kenmerken en waarden aantasten. Alleen bij een zwaarwegend maatschappelijk belang kan hiervan worden afgeweken. De aanwezigheid van dit belang wordt op basis van voorafgaand onderzoek vastgesteld. Hierbij wordt tevens nagegaan of aan dit belang niet redelijkerwijs elders of op een andere wijze tegemoet kan worden gekomen. Al bij de opstelling van het eerste Structuurschema Militaire Terreinen is onderzocht of er voor dit schietkamp, dat al sinds 1956 in gebruik is, alternatieve locaties beschikbaar waren. Gebleken is dat dit niet het geval was. Recent is deze vraag weer gesteld in het kader van de opstelling van het tweede Structuurschema Militaire Terreinen. Na onderzoek van het ministerie van Defensie, waarbij ook mijn departement was betrokken, is opnieuw geconcludeerd dat er geen reële alternatieven zijn.
Vraag: Is het waar dat er voorafgaand aan het verstrekken van de
vergunning geen onderzoek is gehouden om tot een 'passende beoordeling', zoals
voorgeschreven in Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van Europese gemeenschappen
van 21 mei 1992, artikel 6 lid 3 te komen? Zo ja, waarom is een dergelijk
onderzoek niet uitgevoerd? Is het waar dat u van mening bent dat de bouw van een
20 meter hoge muur in het gebied zelf, geen significant gevolg zal hebben voor
het beschermde gebied? Kunt u aangeven waarop u deze aanname baseert? Bent u
bereid alsnog over te gaan tot een passende beoordeling in het kader van artikel
6, derde lid van de Habitatrichtlijn (92/43 EEG van de Raad van Europese
gemeenschappen van 21 mei 1992)? Zo nee, waarom niet?
Antwoord: Op basis van de beschikbare informatie is een afweging gemaakt
(zie antwoord op vraag 2) waarmee voldoende recht is gedaan aan het beginsel van
'gemeenschapstrouw'.
Vraag: Is het juist dat u geen onderzoek uit heeft laten voeren naar
alternatieven voor een geluidswand? Zo ja, waarom niet?
Antwoord: Uit informatie die het ministerie van Defensie heeft
verstrekt bij de aanvraag om een vergunning ex artikel 12 van de
Natuurbeschermingswet en uit latere aanvulling hierop, blijkt dat het ministerie
van Defensie intensief heeft gezocht naar uitvoerbare en effectieve
alternatieven, maar dat deze niet voorhanden zijn. Ik heb geen reden om aan te
nemen dat dit onderzoek onjuist zou zijn en heb daarom de gegevens uit dit
onderzoek gebruikt.
Vraag: Deelt u de mening dat een opgespoten duin makkelijker in het
gebied in te passen is en dus een goed alternatief zou kunnen vormen? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord: Neen. Een opgespoten duin is geen bruikbaar alternatief.
Blijkens de door het ministerie van Defensie aangeleverde informatie is deze
optie serieus onderzocht. Om het noodzakelijke milieueffect te bereiken moet het
kunstmatige duin aan de bovenzijde met een harde rand of muur worden afgewerkt
en aan de geluidskant als een rechte wand worden uitgevoerd. Met de eerste
voorwaarde wordt het voordeel op het punt van natuurschoon van een kunstmatig
duin weer tenietgedaan. De tweede voorwaarde van een loodrechte duinwand is
technisch niet uitvoerbaar.
Bron: via Nieuwsbank, ingekort en bewerkt