provincies Utrecht en Zuid-Holland, 26 oktober 2001
De provinciebesturen van Utrecht en
Zuid-Holland vrezen dat de voorgenomen wijziging van de Schipholwet tot meer
geluidsoverlast in grote delen van hun provincie zal leiden. Daarom dringen ze
bij minister Netelenbos aan op een andere aanvliegprocedure, die minder
geluidhinder veroorzaakt voor gebieden verder dan 15 kilometer van de
luchthaven.
Niet alleen de directe omgeving van Schiphol, maar ook een
wijde regio daaromheen ondervindt geluidsoverlast van het vliegverkeer van en
naar de luchthaven. Het aantal klachten uit de provincie Zuid-Holland en Utrecht
over hinder van vliegverkeer is in 2000 toegenomen met 10 %. Die toename baart
de provinciebestuurders zorgen. Ze zijn niet gerust op de goede afloop van het
Kamerdebat over de wijziging van de Luchtvaartwet. Daarom hebben de provincies
opdracht gegeven aan een extern bureau om de effecten te onderzoeken van een
andere wijze van aanvliegen: de zogenaamde Continuous Descent Approach (CDA).
Bij deze aanvliegwijze dalen vliegtuigen vanaf een hoogte van 7000 voet continu
met een constante hellingshoek naar de landingsbaan. Deze benadering vergt meer
tijd tussen de landingen dan nu gebruikelijk is. Het grote voordeel daarvan is
echter dat de motoren niet of nauwelijks gebruikt hoeven worden tijdens de
landing. In de gebruikelijke procedure dalen de vliegtuigen in stappen, waarbij
de vliegtuigmotoren veel meer geluid produceren.
Uit een eerste verkenning blijkt dat de
CDA-procedure aanmerkelijk minder geluidhinder veroorzaakt in gebieden verder
dan 15 kilometer van de landingsbaan. Tussen 2,5 en 15 kilometer is het
geluidsniveau voor beide naderingsprocedures nagenoeg gelijk en alleen het
gebied in de laatste 2,5 kilometer voor de landingsbaan ondervindt iets meer
geluid bij een CDA-procedure. Binnen dit gebied ligt echter geen bebouwing,
aldus de provinciebestuurders.
Op basis van deze uitkomsten vragen de
provinciebesturen de minister te overwegen de CDA-procedure voor te schrijven.
Ze menen verder dat bekeken moet worden of er in de vroege ochtend en late
avonduren meer tijd tussen opeenvolgende vliegtuigen kan zijn. Zuid-Holland wil
dat ook nagegaan wordt of het luchtruim boven de Noordzee beter benut kan worden
als aanvliegroute naar Schiphol. Daarmee kunnen de stedelijke gebieden ontlast
worden. De Utrechtse bestuurders zijn bevreesd dat de overlast verder zal
toenemen als de minister besluit het luchtruim boven Soesterberg vrij te geven
voor vliegverkeer van en naar Schiphol. Ze hebben de minister daarom verzocht
een minimale vlieghoogte van 2 kilometer voor te schrijven voor vliegtuigen die
zich verder dan 40 kilometer van de luchthaven bevinden.
De dagelijkse provinciebesturen van Utrecht en van Zuid-Holland hebben de minister begin augustus om meer meetpunten in een wijdere omgeving van de luchthaven gevraagd, overeenkomstig het advies van de commissie Berkhout. De commissie heeft minister Netelenbos aangeraden een uitgebreid netwerk van meetpunten aan te houden om de gevolgen van de groei van Schiphol goed te kunnen volgen en in de hand te houden. De minister liet daarop laten weten dat ze het aantal meetpunten uit wil breiden binnen de zogeheten 20 KE zone. De Utrechtse en Zuid-Hollandse bestuurders vinden dat niet genoeg, de klachten houden immers niet op bij deze lijn. Daarom hebben ze onlangs bij de Vaste Kamercommissie voor Verkeer en Waterstaat aangedrongen op meer meetpunten op grotere afstand van Schiphol. Ze willen bovendien dat er ook meetpunten in stiltegebieden komen en in belangrijke natuur- en recreatiegebieden, waar het nu nog stil is, en niet alleen in woonwijken.
De beide provinciebesturen laten weten dat ze tevreden zijn over de Commissie Geluidhinder Schiphol nieuwe stijl. De positie van de commissie is nu vastgelegd in het wetsvoorstel. Daarin staat dat de provincies Utrecht en Zuid-Holland deel uitmaken van de commissie, evenals de gemeenten in deze provincies. Dat betekent dat ze structureel betrokken worden bij het overleg met de luchtvaartsector.
Bron: via Nieuwsbank