Den Haag, Raad van State, 22 januari 2001
Bij uitspraak van 22 januari 2001 heeft de Afdeling het tracébesluit A4, tracégedeelte Dinteloord - Bergen op Zoom, van de Minister van Verkeer en Waterstaat gedeeltelijk vernietigd, onder meer voor zover dat betreft het gedeelte oostelijk om de bebouwde kom van Steenbergen.
Het tracébesluit A4 voorziet in de aanleg van de ontbrekende schakel tussen Dinteloord en Bergen op Zoom in aansluiting op de A29 en A58. Met de aanleg van de autosnelweg wordt onder meer het knelpunt in de bebouwde kom van Halsteren opgelost.
Een groot aantal omwonenden heeft beroep ingesteld tegen dit deel van het tracébesluit, omdat zij menen dat de weg ten westen van Steenbergen moet worden aangelegd. De Afdeling is van oordeel dat de Minister onvoldoende de gevolgen van de oostelijke variant heeft onderzocht. Het gaat daarbij om het aantal personen dat geluidhinder ondervindt, de aantasting van het woon- en leefklimaat in Steenbergen, de kosten en de mate van aantasting van het open gebied.
Het gevolg van de uitspraak is dat de Minister over dit deel van de A4 een nieuw tracébesluit moet nemen.
Een aantal overwegingen van de Afdeling over het aspect geluid zijn hieronder opgenomen. De volledige uitspraak is te downloaden vanaf de website van de Raad van State. Daarin vindt u de overwegingen van de Afdeling over de bezwaren tegen de hogere waarden op individuele woningen. En over trillingshinder voor paarden.
De Stichting Het Noordbrabants Landschap wijst erop dat een geluidwal van 1,5 m ter hoogte van de Brabantse Wal onvoldoende is om de verstoring door het geluid op te heffen. Uit de stukken blijkt dat met de aanleg van de geluidwal van 1,5 m hoog de verstoringsafstand wordt gehalveerd. De verstoorde oppervlakte vermindert hierdoor met 32 ha tot 43 ha. Verhoging tot 3 m zou een reductie opleveren van 80%. Het verhogen van de geluidwal ter plaatse zou echter leiden tot een nog grotere landschappelijke barrière. De Afdeling is dan ook niet aannemelijk geworden dat de ministers niet met een 1,5 m hoge geluidwal had mogen volstaan. Appellanten achten het voorts onvoldoende om van de verstoorde oppervlakte slechts 35% te compenseren en dan ook alleen nog maar voor gebieden die voor broedvogels relevant zijn. Uit de stukken, waaronder het verweerschrift, blijkt dat het gebied geschikt blijft voor broedvogels, maar dat ten gevolge van de geluidbelasting een populatieverdunning van 35% optreedt. Bij een compensatie van 15 ha kan dit populatieverlies op termijn opgevangen worden. Voor het betreffende gebied van de Brabantse Wal geldt dat deze compensatie voor alle gebieden opgaat, omdat ze alle relevant zijn voor broedvogels. In de overige EHS/GHS zijn geen broedvogels waargenomen, zodat niet voor verstoring hoeft te worden gecompenseerd. Derhalve bestaat er geen grond om aan te nemen dat de compensatie-oppervlakte te klein is.
Vereniging Kies Best Kies West heeft een aantal algemene bezwaren tegen het tracébesluit naar voren gebracht:
De raad van de gemeente Steenbergen heeft bezwaren tegen het tracébesluit, omdat het westelijke tracé D32/S31B/S31/K31 niet nader is uitgewerkt. Appellant meent dat het thans gekozen oostelijke tracé een onaanvaardbare doorsnijding van de wijken Steenbergen Zuid en Welberg (zowel visueel als in praktische zin) inhoudt. Verder stelt hij dat er sprake is van onaanvaardbare geluidhinder voor een groot aantal woningen, welke nog wordt versterkt doordat niet is gekozen voor een verdiepte ligging.
Met betrekking tot de keuze voor de oostelijke variant (S32) is de Afdeling het volgende gebleken.
In de Trajectnota/MER is een aantal alternatieven en varianten onderzocht op in totaal 13 aspecten. Hierin wordt vastgesteld dat de aspecten verkeer, geomorfologie, geluid, sociale aspecten, gevaarlijke stoffen en kosten pleiten voor een westelijke variant (S31). De aspecten ruimtelijke ordening, economie, landbouw, lucht en secundaire milieu-effecten scoren neutraal. De aspecten recreatie en bosbouw, flora en fauna en landschap, waaronder cultuurhistorie en archeologie wijzen in de richting van een oostelijke variant (S32).
Uit het tracébesluit en de toelichting daarop blijkt dat gelet op de betekenis die wordt toegekend aan het gedeelte Dinteloord - Bergen op Zoom als onderdeel van de verbinding Rotterdam - Antwerpen in principe is gekozen voor die tracévarianten die tot de kortst mogelijke verbinding leiden. De oostelijke variant (S32) is 1,9 km korter dan de westelijke variant (S31). Voorts wordt van belang geacht dat de verkeersproblemen op de huidige verbinding worden opgelost hetgeen alleen op een adequate manier mogelijk is als de nieuwe verbinding dicht bij de huidige wordt gerealiseerd, het zogenaamde bundelingsprincipe. Op deze manier wordt versnippering voorkomen. Gesteld wordt dat de keuze in overeenstemming is met het ruimtelijke beleid dat uitgaat van een open gebied aan de westkant van Steenbergen en dat bovendien het poldergebied bij Steenbergen intact blijft.
Erkend wordt dat naast voordelen de oostelijke variant (S32) ook nadelen kent vanuit de aspecten verkeer en vervoer, en woon- en leefklimaat.
Het aantal geluidgehinderden van de variant S31 bedraagt circa 1450, terwijl de variant S32 voor circa 1570 geluidgehinderden overlast oplevert. Hierbij wordt erop gewezen dat een groot aantal geluidgehinderden ontstaat langs het locale wegennet van Steenbergen
De Afdeling is van oordeel dat de ministers bij de vaststelling van het tracébeluit in beginsel het bundelingsprincipe hebben kunnen hanteren en ook hebben kunnen kiezen voor de kortere variant, de S32. Zoals uit het vorenstaande blijkt en ook niet wordt ontkend door de ministers, heeft de oostelijke variant (S32) echter een aantal nadelen met name ten aanzien van de aspecten verkeer en vervoer en woon- en leefklimaat.
De Afdeling constateert dat naar ter zitting is gebleken het gebied ten westen van Steenbergen, anders dan verweerder sub 1 heeft gesteld, niet een geheel open gebied is. Dit klemt temeer nu de minsiters de instandhouding van het open gebied bij de keuze voor de oostelijke variant van groot belang hebben geacht. Bovendien zal, zo is de Afdeling gebleken, ter ontlasting van de Franseweg door dit gebied een lokale omleiding aangelegd moeten worden.
Naar uit de stukken blijkt zullen immers als gevolg van de keuze voor de variant S32 door de verkeersafwikkeling grote problemen op de Franseweg ontstaan. Tevens heeft dat tot gevolg dat het aantal geluidgehinderden vanwege de Franseweg toeneemt. Verder constateert de Afdeling dat het aantal geluidgehinderden bij de oostelijke variant (S32) circa 120 meer bedraagt dan bij de variant S31. Gelet hierop, en in aanmerking genomen de verkeerskundige problemen op de Franseweg en de invloed op het woon- en leefklimaat ter plaatse, had het op de weg van de ministers gelegen deze problematiek in de besluitvorming betreffende de tracékeuze te betrekken. De minsiters hebben niet kunnen volstaan met de constatering dat deze problemen op lokaal niveau moeten worden opgelost.
Voorts merkt de Afdeling op dat uit het verweerschrift en het overzicht van de kosten van de verschillende tracévarianten, zoals opgenomen in een bijlage bij de Trajectnota/MER, blijkt dat de variant S31 ƒ 4.000.000,-- goedkoper is dan de variant S32 op een totaal van ƒ 313.000.000,--. Hoewel dit een gering verschil is, waaraan de minsters niet zonder meer een doorslaggevend gewicht haddn hoeven toe te kennen, kan de Afdeling er niet aan voorbij zien dat bij de berekening van de kosten van de oostelijke variant (S32) geen rekening is gehouden met maatregelen die nodig zijn om de problemen op de Franseweg weg te nemen, zoals een eventuele lokale omleiding westelijk van Steenbergen.
Het vorenstaande in aanmerking genomen is de Afdeling van oordeel dat de minsiters bij de vaststelling van het tracébesluit, en met name bij de keuze tussen de oostelijke (S32) en westelijke variant (S31), onvoldoende onderzoek hebben gedaan naar de verkeersproblematiek op de Franseweg, het extra aantal geluidgehinderden en de invloed op het woon- en leefklimaat en de daarbij behorende oplossingen, evenals naar de aantasting van het open gebied ten westen van Steenbergen, zodat de ministers bij het voorbereiden van dit onderdeel van het tracébesluit onvoldoende kennis hebben vergaard omtrent de af te wegen belangen. Het tracébesluit verdraagt zich wat dit onderdeel betreft niet met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht.
Bron: Raad van State