"LFG is niet anders dan ander hinderlijk geluid"

Jan Kramer, 7 juli 2014

Er is een zekere relatie tussen de luidheid van geluid en de mate van hinder. Bij laagfrequent geluid (LFG) wordt dit principe losgelaten. Bij LFG kiest men er voor dat zodra het hoorbaar is, het ook hinderlijk is. De belangrijkste reden daarvoor is dat slachtoffers betogen dat ze een geluid waarnemen dat anderen niet (kunnen) horen. Dat werpt de vraag op of je daarom het hoorbaarheidsprincipe leidend laat zijn om vervolgens een uitspraak te mogen doen over de hinderljjkheid.

Bij de NSG komen maandelijks enkele vragen binnen van mensen, die aangeven een geluid waar te nemen dat niet wordt gehoord door anderen. Die andere ‘niet-horenden’ zijn niet alleen huisgenoten –soms zeggen die dat ze het ook horen, de vraag luidt dan of ze hetzelfde horen - , maar ook de soms ingeschakelde milieuambtenaar of de te hulp geroepen akoestisch adviseur, horen het niet. Deze laatsten worden ingeschakeld omdat het ‘slachtoffer’ meent dat er sprake is van een externe geluidbron. Er moet dus gemeten worden. En dat gebeurt soms.

In iedere omgeving treedt geluid op en dus wordt er ook altijd iets gemeten. Omdat bij LFG het principe wordt gehuldigd dat hoorbaar geluid hinderlijk kan zijn, worden de gemeten waarden getoetst aan een hoorbaarheidscurve., bijvoorbeeld aan die van de NSG. Vaak wordt deze overschreden, vooral bij frequenties, die de 100 Hz naderen. Daar is immers vaak wat meer (maskerend) geluid. Of de NSG curve nu wel of niet wordt overschreden, bronnen worden bijna nooit gevonden. In het enkele geval dat wel gebeurt blijkt dat dan weer niet de oorzaak te zijn van de ervaren hinder. Trouwens in zo’n geval kan de onderzoeker het vaak ook horen en was meten niet echt nodig.

Geschiedenis

Al tientallen jaren worden er pogingen gedaan LFG in beeld te krijgen. Zo was er halverwege de jaren negentig door het Meldpuntennetwerk Milieu en Gezondheid in Zuid Limburg een werkgroepje met akoestisch deskundigen in leven geroepen. Dat netwerk nam het initiatief omdat het enkele vragen uit die regio en elders uit het land kreeg van mensen die geteisterd werden door bromtonen. De ‘klagers’ dachten aan geluidbronnen in hun omgeving. Een ieder dacht dat er dan dus wel een bron moest zijn. Allerlei geluiddeskundigen werden opgeroepen om hun kennis daarover te delen. Iemand van het KNMI nam deel aan het overleg Hij hield zich bezig met grondtrillingen en ging zo ver ging dat hij een vliegtuig dat in Amerika door de geluidsbarrière ging, kon detecteren. Je zou zeggen: ‘gekker moet het niet worden’. In die werkgroep zaten ook Frits van den Berg en Piet Sloven. De NSG maakte er deel van uit. Frits verzamelde allerlei informatie en bracht dat in een klapper.

Tijdens een NSG workshop over LFG in 1998 werd de conclusie getrokken dat er een richtlijn moest komen, waarin duidelijk werd wanneer LFG gehoord kon worden. VROM heeft dat gefinancierd. Die richtlijn kwam er in 1999. Je kan betogen dat de NSG richtlijn in praktische zin tot niets heeft geleid. De belangrijkste reden: er zijn geen LFG bronnen die niet traceerbaar zijn. LFG is niet anders dan ander hinderlijk geluid. Het verschil is hooguit een langere golflengte. Dat heeft zekere akoestische consequenties. Zo dringt LFG gemakkelijker woningen binnen dan hoger frequent geluid en als het eenmaal binnen is moet je oppassen met meten. Ook buitenshuis is het soms wat lastiger lage tonen in beeld te krijgen. Deze aspecten kan een akoestisch deskundige prachtig tonen. Maar het vermeende geluid zou ‘gewoon’ gehoord moeten kunnen worden vooral door jongere mensen. Hoor je niks dan zijn die bronnen er niet. In ieder geval niet in een mate waarin het slachtoffer het ervaart, namelijk als zeer luid. Slachtoffers geven dan aan ze veel beter zouden kunnen horen dan de onderzoeker. Enige bewijsvoering daar voor ontbreekt. In ieder geval doet de akoestisch deskundige ontzettend zijn best het geluid te kwantificeren. Maar ik ken geen gevallen waar een bron in beeld kwam die door de onderzoeker niet werd gehoord. Sommigen, soms ook slachtoffer, zijn met mij van mening dat het een vorm van tinnitus is. Laagfrequente vormen van oorsuizingen worden ook in de medische literatuur geschreven.

Normstelling

Met een collega besprak ik een aantal casus die ook bij hem waren langs gekomen. Hij lachte er wat schamper over en meende dat een geschikte normstelling voor LFG binnenshuis ‘gewoon’ het Activiteitenbesluit is voor de nacht, t.w. 25 dB(A) met een straffactor van 5 dB(A) voor tonaliteit. Dan kom je dus uit op een equivalente waarde van 20 dB(A). Als het een min of meer continue industriële bron op enige afstand is, gaat het om het buitenniveau van 35 dB(A) ter plaatse van de woning in de nacht. Pas je tonaliteit niet toe dan kom je op LAeq= 40 dB(A). Wordt deze waarde overschreden en je kent de bron dan zou je handhavend kunnen optreden. Helaas: zo eenvoudig is het niet.

Hulp

Regelmatig ben ik bij mensen op bezoek geweest. Zij zochten hulp bij de akoestisch deskundige. Als die niets vond (of niets hoorde) deed dat afbreuk aan zijn deskundigheid, meenden ze. Ik moest telkenmale tot de conclusie komen dat er andere zaken een rol spelen dan een traceerbare geluidbron. Er zijn talloze voorbeelden die eenzelfde conclusie rechtvaardigen. Het verbaast mij daarom geenszins dat in Zuidhorn verder onderzoek gestopt is (zie hier het artikel in Geluidnieuws daarover). 

Graag zou ik met de personen die last van LFG hebben willen betogen dat er bronnen zijn en gevonden moeten worden. Ik weet na vele confrontaties dat die bronnen er niet zijn, dat de slachtoffers geen baat hebben bij een onderzoeksmethode noch bij een toetsingscriterium in decibellen en dat de enkele bron, die er wel is niet de oorzaak is van dat waaronder de slachtoffers vaak in hevige mate lijden. Hulp voor de slachtoffers is nodig. Een op te stellen richtlijn kan daarbij helpen. Daarbij zal vooral aandacht moeten worden besteed op welke wijze de hulpverlener moet luisteren. Aandacht zal moeten worden besteed hoe en wat er gehoord wordt. De rol van audiologisch deskundige kan daarbij belangrijk zijn.

Meer lezen http://www.nsg.nl/nl/lfg-31.html