Reactie op TNO publicaties over minder effectieve geluidsschermen

Hans van Leeuwen, DGMR Raadgevende Ingenieurs BV, 17 januari 2001

Dit artikel is een reactie op:

Uit recent onderzoek door TNO TPD stelt deze instantie dat wind soms sterk negatieve effecten heeft op de effectiviteit van geluidsschermen langs bijvoorbeeld verkeerswegen. Ook wordt gesteld dat de huidige (wettelijke) rekenmodellen onvoldoende rekening houden met de invloed van wind op geluidsgolven.

De stelling van TNO TPD is gebaseerd op schaalmodel onderzoek in windtunnels. Eén van de resultaten is in onderstaand figuur weergegeven.


Figuur 1. Resultaat van een berekening van afscherming van geluid door een scherm, in een situatie zonder wind (boven) en een situatie met wind (onder). (Bron: Internet Nieuws@TNO)

Uit de plaatjes blijkt bijvoorbeeld dat het niveau op 5 meter hoogte en 200 meter afstand van de bron (bij het kruisje in de plaatjes) ongeveer 10 decibel hoger wordt door de wind. Opgemerkt moet worden dat dit plaatje is gemaakt bij een frequentie van 250 Hz en dat de bronhoogte hoger is dan in werkelijkheid. Deze lagere bronpositie is ook onderzocht in andere TNO onderzoeken.

In de praktijk hebben we te maken met een gemiddelde. Er zijn perioden met meewind maar ook met tegenwind. We praten over een langdurig gemiddelde (bijvoorbeeld een jaargemiddelde). In Nederland worden geluidsschermen gedimensioneerd op basis van een vastgesteld Reken- en Meetvoorschrift. Hierin wordt het langdurig equivalente geluidsniveau vastgesteld. Dit is dus het gemiddelde van alle weersituaties.

Overigens kan er ook een tweetal andere uitgangspunten van het TNO onderzoek bediscussieerd worden. Allereerst geldt dat de 250 Hz octaafband niet maatgevend is voor het A-gewogen spectrum voor verkeerslawaai. Op 200 m afstand is de 1000 Hz octaafband maatgevend. Ook metingen van DGMR geven dit aan.
Verder is in de windtunnel het effect van het geluidsscherm bepaald met behulp van een puntbron. Juist voor verkeerslawaai spreken we van een lijnbron. De schermwerking van een niet loodrechte uitstraling vanuit de bron is lager als gevolg van de kromming van het overdrachtspad van geluid door de invloed van wind. Onder bijvoorbeeld 30° is het geluidspad langer en dus ook de kromming meer van invloed.

Indien een berekening wordt gemaakt met dit rekenvoorschrift zoals dit is geïmplementeerd in het programma Geonoise, komt het beeld van figuur 2 naar voren.

Uit de plaatjes is te zien dat het effect van een geluidsscherm zeker wordt beïnvloed door wind. In tegenstelling tot hetgeen in het artikel is gemeld, is de invloed van wind wel in de rekenmethode meegenomen. Deze windinvloed wordt door middel van een kromming van de voortplantingspaden van geluid doorgerekend.

Verder is af te lezen dat op 200 m afstand en bij 250 Hz slechts 4 dB schermwerking wordt berekend. Dit is dus veel conservatiever dan de meewind metingen van TNO. In dB(A) wordt op dit punt 11 dB(A) schermwerking bepaald. Dit komt wel weer overeen met de TNO metingen in combinatie met de stelling dat 250 Hz maatgevend is voor het verkeerslawaai.

 

Figuur 2. Resultaat van een berekening met Geonoise. De bron ligt op 75 cm hoogte boven het wegdek. Het scherm is 6 m hoog en staat op 30 m van de bron. De bodem is absorberend. Het scherm is reflecterend.

Conclusie

Het programma Geonoise, gebaseerd op het Reken- en Meetvoorschift Verkeerslawaai, berekent op een juiste wijze of zelfs een conservatieve wijze de geluidsafschermende werking van een geluidsscherm.

home...