Traumahelicopters: De "H" van Hospitaal

Frits J. Bolt, 22 november 2001.

Iedereen kent ze nog wel. Blauwe rechthoekige borden in de buurt van ziekenhuizen met een "H" erop die de weggebruiker tot stilte manen. Inmiddels zijn die borden uit het verkeersbeeld verdwenen en nabij menig ziekenhuis vervangen door een grote witte "H" die een helikopterhaven markeert. Een wijziging die niet iedereen in dank afneemt.

Als het aan minister Jan Pronk ligt zal op korte termijn intensief en ongelimiteerd gebruik worden gemaakt van deze kleine vliegveldjes, Milieuregels die het gebruik tot nu toe beperkten dreigen overboord gegooid te worden. Op 19 november 2001 scheidde de minister van Volkshuisvesting, Milieu en Ruimtelijke Ordening een concept AMvB "Besluit hefschroefvliegtuigen bij ziekenhuizen milieubeheer" af1. In het onderstaande wordt daarop nader ingegaan. Voor het goede begrip moge dienen dat een traumahelikopter een mobiel medisch team vervoert naar de plaats ongeval om de patiënt zo snel als mogelijk optimaal te stabiliseren voordat deze per gewone ambulance naar een ziekenhuis wordt vervoerd. Een mobiel medisch team bestaat uit een gespecialiseerde arts en verpleegkundige alsmede de piloot van de heli. Een traumahelikopter is, in weerwil van een wijdverbreid misverstand, geen vliegende ambulance.

spoedeisende incidenten

Het op incidentele basis invliegen van een ernstig zieke patiënten, vroeggeborenen en donororganen op heliveldjes bij ziekenhuizen is inmiddels gemeengoed. De huidige milieuwet levert voor dergelijke vluchten geen of nauwelijks beperkingen op. Voor dergelijke vluchten is in het algemeen, gelet op de heersende achtergrondgeluidniveau geen afzonderlijke vergunning nodig. Bovendien zal iedere handhaver, daartoe geroepen zich in dergelijke situaties met recht en reden kunnen beroepen op het adagium "nood breekt wet".

veelvuldig gebruik

Van geheel andere orde is evenwel het veelvuldig invliegen en landen - circa 3.000 keer per jaar - van een hefschroefvliegtuig op en van een aangewezen traumacentrum met helikoptervoorziening. In Nederland zijn er 4 van dergelijke centra: Amsterdam, Groningen, Nijmegen en Rotterdam. Alleen in Rotterdam staat de traumahelikopter (nog) op een vliegveld. In alle andere gevallen is de helikopter gestationeerd op het ziekenhuisdak, midden in een woonwijk. De daarmee samenhangende milieuoverlast is van geheel andere aard en intensiteit dan het incidenteel gebruik maken ( 0 tot maximaal 150 keer per jaar) van een helihaven voor neonaten of spoedeisend en levensreddend patiëntenvervoer. Juist daar waar de inzet van een helikopter onderdeel is van de normale bedrijfsvoering van een ziekenhuis, zijn specifieke omgevingsgebonden maatregelen ter bescherming van het milieu geboden. Het is om die reden naar mijn overtuiging een goede zaak om aan de plaats, aan de locatie waar de inrichting zich bevindt, gelijk de huidige milieuwetgeving doet, doorslaggevend gewicht toe te kennen bij de beoordeling van de in het kader van de bescherming van het milieu te nemen en te stellen regels. De plaatsing van de helikopter maakt merkwaardigerwijs geen onderdeel uit van het door minister Pronk voorgestane beleid.

Centrale plaatsing van de hefschroefvliegtuigen die mobiel medisch teams vervoeren in het verzorgingsgebied van de helikopter, in een dun bevolkte omgeving zou de voorkeur moeten genieten boven de excentrische plaatsing in een dicht bevolkt gebied, zoals een binnenstad. Gelet op het alom aanvaard groot maatschappelijk belang dat met de inzet van traumateam helikopters wordt gediend, dient de inzet ervan optimaal plaats te vinden. Dat is mogelijk door een verantwoorde locatiekeuze, waarbij geen of minimaal hinder wordt ondervonden van vermijdbare regelgeving van welke aard dan ook. Door een onverantwoorde locatiekeuze -binnenstad, woonwijk- te sanctioneren in de regelgeving met het buiten spel zetten van de milieuwetgeving, spant de minister het paard achter de wagen.

juridisch monstrum

In de Nota van toelichting verwijst de minister voor de juridische grondslag van de concept algemene maatregel van bestuur (AmvB) naar artikel 8.44 van de Wet milieubeheer2. Daarin is met zoveel woorden bepaald dat indien dit uit een oogpunt van doelmatige regelgeving bijzonder aangewezen is bij algemene maatregel van bestuur met betrekking tot daarbij aangewezen categorieën van inrichtingen, waarvoor het in artikel 8.1 gestelde verbod geldt, regels kunnen worden gesteld, die nodig zijn ter bescherming van het milieu.

De tekst van dit artikel, de plaatsing ervan binnen de Wet milieubeheer en de Memorie van toelichting geven allerminst aanleiding voor het vermoeden dat hierop ooit bijzondere regels ter bescherming van het milieu voor de inzet van (trauma)helikopters zouden kunnen worden gebaseerd.

Het artikel ziet immers op gelijke of sterk vergelijkbare inrichtingen die veelvuldig in het hele land voorkomen en waarbij uit het oogpunt van doelmatige regelgeving bijzonder aangewezen is om eenduidige, gelijke voorwaarden scheppende, regels ter bescherming van het milieu te stellen. Er is immers geen goede grond om aan een doorsnee kantoor in Den Haag andere voorschriften ter bescherming van het milieu te stellen dan aan een doorsnee kantoor in Appelscha. Uit doelmatigheidsoverwegingen wordt daarom een AMvB afgekondigd, hetgeen de decentrale overheid, belast met de uitvoering van de Wet Milieubeheer aanzienlijk ontlast.

In het onderhavige geval is sprake van een beperkt aantal ziekenhuizen in Nederland dat beschikt over een voorziening ten behoeve van het landen en opstijgen van hefschroefvliegtuigen. De plaatselijke omstandigheden zijn - via de de thans aan de inrichtingen verstrekte milieuvergunningen - onderling sterk verschillend. Een verslag van een onderzoek naar de overeenkomsten tussen de verschillende plaatselijke omstandigheden wordt in de motivering voor de voorgenomen algemene maatregel node gemist. De resultaten van een dergelijk onderzoek, indien verricht, hadden immers de, zij het wankele, grondslag kunnen vormen voor de voorgestelde maatregel. Ook zou wellicht daarmee duidelijk geworden zijn waarom het in het onderhavige geval uit een oogpunt van doelmatige regelgeving bijzonder aangewezen is om regels te stellen. Behalve de kennelijk bij de minister levende wens om onder de omschreven omstandigheden ongelimiteerd de inzet van helikopters mogelijk te maken is er geen feitelijke basis, op grond waarvan kan worden aangenomen dat de voorgestelde maatregel en de keuze van het instrument bijdraagt aan de doelmatigheid bij de uitvoering van de milieuwetgeving. Daarnaast wordt er in Nederland met een bonte verzameling aan hefschroefvliegtuigen gevlogen, waarvan de invloed op het milieu geenszins onderling vergelijkbaar is. Bovendien spreekt het voorstel zichzelf tegen. Het treffen van een specifieke maatregel toegesneden op de situatie in Nijmegen geeft reeds aan dat doelmatigheid nimmer de basis van de voorgestelde AMvB kan zijn.

detournement de pouvoir

In het voorstel wordt node gemist welke regels ter bescherming van het milieu worden gesteld. In het voorstel wordt slechts gesteld dat onder de omschreven omstandigheden hefschroefvliegtuigen ongelimiteerd kunnen worden ingezet. Het moet de minister toch bekend zijn dat een dergelijke inzet schadelijke gevolgen voor het milieu heeft en dat ter beperking daarvan ter bescherming van het milieu maatregelen kunnen worden genomen. Het is mij dan ook een raadsel welke maatregelen de minister ter bescherming van het milieu wenst te nemen. Er zou, gelet op de tekst van artikel 8.44 Wet Milieubeheer, tenminste één regel ter bescherming van het milieu in de AMvB moeten zijn opgenomen! Bijvoorbeeld een norm voor blootstelling aan geluid, trillingen en uitstoot van gassen, invloed op flora en fauna. Bovendien is in het ontwerp ten onrechte geen aandacht besteed aan de hoek waaronder wordt ingevlogen en aan de privacy aspecten die samenhangen met het veelvuldig zeer laag overvliegen. Naar mijn overtuiging maakt de minister van artikel 8.44 Wet Milieubeheer voor andere doeleinden gebruik dan waarvoor de bevoegdheid is gegeven.

de "H" van Held of Herriehelikopter

Het heeft er alle schijn van dat de minister in zijn haast en met name gretigheid om helikopters in te zetten voor patiënten- en traumateamvervoer vergeet dat hij tevens verantwoordelijk is voor het handhaven van de bepalingen uit de Wet milieubeheer. Die schrijven voor dat bij de inzet van helikopters, ook voor het omschreven doel, maatregelen ter bescherming van het milieu moeten worden genomen. Indien en voorzover de minister de politieke overtuiging heeft dat, het doel dat met de helikoptervluchten wordt gediend, van een dergelijk groot maatschappelijk belang is, dat het gerechtvaardigd is om de normen en waarden van de milieuwetgeving terzijde te zetten, dan dient hij een andere weg te bewandelen. Je kunt alleen maar hopen dat de volksvertegenwoordiging het onderscheid tussen het af en toe een keer een patiënt invliegen en het, in het kader van de normale bedrijfsvoering exploiteren van een helikopter ten behoeve van een traumateam wel kan maken.

Ik reken daar overigens niet op.

De heroïsche verhalen van een traumateam arts die als een moderne held levens redt, spreken nu eenmaal meer tot de verbeelding van een kamerlid dan een meewarig verslag van een omwonende over de volstrekt ongefundeerde inbreuk op zijn leefomgeving.

Het is goed te weten dat circa 60% van alle vluchten van het MMT wordt afgebroken voordat de plaats ongeval wordt bereikt. En dat van die vluchten waarin het team wel zijn onomstreden goede werk verricht, slechts bij hoge uitzondering een patiënt in de helikopter naar het ziekenhuis wordt vervoerd. Anders gezegd, voor de stationering van een traumahelikopter op het dak van een ziekenhuis kan geen enkel medisch belang worden aangedragen. Maar dat hadden de ervaringen in Rotterdam, waar de traumaheli op het vliegveld staat, allang duidelijk gemaakt.

over de auteur

Frits J. Bolt is omwonende van het Academisch Ziekenhuis Groningen. Het AZG is één van de vier traumacentra in Nederland met een traumahelikopter voor het vervoer van een Mobile Medisch Team. Omwonenden, op incidentele basis samenwerkend in de actiegroep "Belhamel", verzetten zich volhardend maar met wisselend succes tegen de plaatsing van de traumahelikopter op het ziekenhuisdak in de binnenstad van Groningen. Naar het zich laat aanzien wordt de komst van de helikopter opnieuw met een half jaar vertraagd. De actiegroep, die zijn naam heeft ontleend aan de voorzitter van de Raad van Bestuur van het AZG, de heer Jan Hamel, streeft plaatsing van de helikopter op een vliegveldje, centraal in het verzorgingsgebied van het MTT na.

voetnoten

1. concept AMvB "Besluit hefschroefvliegtuigen bij ziekenhuizen milieubeheer" 

Besluit van

houdende regels voor het gebruik van hefschroefvliegtuigen bij ziekenhuizen (Besluit hefschroefvliegtuigen bij ziekenhuizen milieubeheer) Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van , nr. MJZ , Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving; Gelet op artikel 8.44 van de Wet milieubeheer; De Raad van State gehoord (advies van , nr. ); Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van , nr. MJZ , Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN:

Artikel 1 In dit besluit wordt verstaan onder: a. inrichting: een inrichting die behoort tot een categorie als aangewezen in bijlage I, onder 23.1, onder a, van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer; b. helitraumacentra: de volgende inrichtingen: 1. het VU Medisch Centrum in Amsterdam; 2. het AZR Dijkzigt in Rotterdam; 3. het Universitair Medisch Centrum St. Radboud in Nijmegen; 4. het Academisch Ziekenhuis Groningen in Groningen; c. neonaten: pasgeboren kinderen die spoedeisende medische zorg behoeven; d. patiënten: ongevalslachtoffers en zieken die spoedeisend medische zorg behoeven; e. mobiel medisch team: team bestaande uit in ieder greview een arts en een verpleegkundige, ieder met een specifieke opleiding en ervaring op het gebied van de pre-hospitale spoedeisende medische hulpverlening. 

Artikel 2 Dit besluit is van toepassing op een inrichting die beschikt over een voorziening ten behoeve van het landen en opstijgen van hefschroefvliegtuigen.

Artikel 3 Degene die een inrichting, niet zijnde een van de helitraumacentra, drijft, draagt ervoor zorg dat zijn voorziening ten behoeve van het landen en opstijgen van hefschroefvliegtuigen uitsluitend door hefschroefvliegtuigen wordt gebruikt indien dit bijzonder is aangewezen voor: a. het vervoer van patiënten, met inbegrip van apparatuur en begeleidend personeel; b. het vervoer van neonaten, met inbegrip van apparatuur en begeleidend personeel; c. het vervoer van organen of transplantatieteams in het kader van transplantatie; d. het vervoer van een lid van een mobiel medisch team die, nadat het mobiel medisch team met een hefschroefvliegtuig op een ongevallenlocatie is ingezet, met een patiënt anders dan met een hefschroefvliegtuig naar de inrichting is vervoerd; e. het verplaatsen van een hefschroefvliegtuig in verband met opleiding en training van de piloot tot ten hoogste 20 vliegbewegingen per inrichting per kalenderjaar. 

Artikel 4 1. Degene die een van de helitraumacentra drijft, draagt ervoor zorg dat zijn voorziening ten behoeve van het landen en opstijgen van hefschroefvliegtuigen uitsluitend door hefschroefvliegtuigen wordt gebruikt indien dit bijzonder aangewezen is voor: a. het vervoer van patiënten, met inbegrip van apparatuur en begeleidend personeel; b. het vervoer van neonaten, met inbegrip van apparatuur en begeleidend personeel; c. het vervoer van organen of transplantatieteams in het kader van transplantatie; d. het vervoer van mobiele medische teams, met inbegrip van apparatuur naar en van ongevallenlocaties; e. het verplaatsen van een hefschroefvliegtuig tot ten hoogste 400 vliegbewegingen per helitraumacentrum per kalenderjaar in verband met: 1. de komst van een ander hefschroefvliegtuig dat patiënten, neonaten, organen of transplantatieteams vervoert; 2. onderhoud of reparatie; 3. tankvluchten; 4. opleiding en training van de piloot en van het mobiel medisch team; 2. Het is degene die de in artikel 1, onderdeel b, onder 3, bedoelde inrichting drijft bovendien toegestaan zijn voorziening ten behoeve van het landen en opstijgen van hefschroefvliegtuigen te gebruiken voor het verplaatsen van het hefschroefvliegtuig naar en van een stallingsplaats buiten het terrein van de inrichting tot ten hoogste 800 vliegbewegingen per jaar. 

Artikel 5 1. Degene die de inrichting drijft, registreert met betrekking tot het gebruik van zijn voorziening ten behoeve van het landen en opstijgen van hefschroefvliegtuigen ten minste de volgende gegevens: a. de reden voor het gebruik van de voorziening; b. tijd van vertrek; c. tijd van aankomst. 2. De registratie wordt binnen twee werkdagen na gebruik van de voorziening bijgewerkt en ten minste vijf jaar bewaard na vastlegging in de registratie.

Artikel 6 Dit besluit is op het moment van inwerkingtreding ook van toepassing op inrichtingen die al zijn opgericht op het tijdstip waarop dit besluit in werking treedt. Artikel 7 Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. Artikel 8 Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit hefschroefvliegtuigen bij ziekenhuizen milieubeheer.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Nota van toelichting Algemeen In het onderhavige besluit worden op basis van artikel 8.44 van de Wet milieubeheer, met betrekking inrichtingen die behoren tot een categorie als aangewezen in bijlage I, onder 23.1, onder a, van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer met een hefschroefvliegtuigvoorziening (algemene, academische en categoriale ziekenhuizen) regels gesteld ter bescherming van het milieu. Het besluit maakt een onderscheid tussen regels voor ziekenhuizen die geen helitraumacentra zijn (artikel 3) en regels voor helitraumacentra (artikel 4). Helitraumacentra zijn de volgende door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangewezen academische ziekenhuizen: a. het VU Medisch Centrum in Amsterdam; b. het AZR Dijkzigt in Rotterdam; c. het Universitair Medisch Centrum St. Radboud in Nijmegen; d. het Academisch Ziekenhuis Groningen in Groningen. Het betreft rechtstreeks werkende regels met behoud van de vergunningplicht op grond van de Wet milieubeheer. Dit betekent dat het bevoegde gezag (in de meeste gevallen burgemeester en wethouders en in sommige gevallen gedeputeerde staten) in de vergunning op grond van de Wet milieubeheer (hierna: Wm-vergunning) niet kan afwijken van de gestelde regels die betrekking hebben op de inzet van hefschroefvliegtuigen als bedoeld in het onderhavige besluit. De regels strekken ertoe dat algemeen wordt geregeld dat de inzet van hefschroefvliegtuigen bij ziekenhuizen strikt beperkt wordt tot spoedeisende medische hulpverlening. Hierdoor wordt voorkomen dat hefschroefvliegtuigen bijvoorbeeld ten behoeve van (niet-spoedeisend) regulier ziekenvervoer of voor andere doeleinden worden ingezet. Voor de betreffende vier helitraumacentra stelt het onderhavige besluit naast regels met betrekking tot spoedeisende hulpverlening ook regels met betrekking tot de daaraan gerelateerde vliegbewegingen. In de Beleidsvisie Traumazorg (Kamerstukken II 1998/99, 25387, nr. 4), hierna: de beleidsvisie, heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangegeven dat er in Nederland behoefte bestaat aan een geïntegreerd systeem van traumazorg. In dat kader is een aantal traumacentra aangewezen met een specifieke zorgtaak voor zeer ernstige ongevalslachtoffers. Ieder traumacentrum heeft de beschikking over een medisch team dat, ter aanvulling op de ambulancezorg, op de plaats van een ongreview passende preklinische hulp kan bieden. Dit mobiel medisch team moet in ieder greview bestaan uit een arts en een verpleegkundige, beide met een specifieke opleiding en ervaring op het gebied van de prehospitalen spoedeisende medische hulpverlening.

In de beleidsvisie is ook aandacht besteed aan de inzet van mobiele medische teams per hefschroefvliegtuig. Het hefschroefvliegtuig is daarbij primair bedoeld voor het snel ter plaatse brengen van het medische team. Het mobiel medisch team mag alleen worden ingezet in opdracht van de Centrale Post Ambulancevervoer. Het aansluitende vervoer van de ongevalslachtoffers zal veelal per ambulance geschieden. In de beleidsvisie is besloten tot de aanwijzing van vier traumacentra met een hefschroefvliegtuigvoorziening (hierna: helitraumacentra). Samen met de bestaande hefschroefvliegtuigen, die in de grensgebieden van België en Duitsland zijn gestationeerd, moeten deze helitraumacentra tot een landelijke dekking komen. De aangewezen helitraumacentra zijn gelegen in Amsterdam, Rotterdam, Nijmegen en Groningen. De ziekenhuizen, zijnde inrichtingen als bedoeld in categorie 23.1, onder a, van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, moeten een Wm-vergunning hebben. De Wm-vergunning dient, voor zover het gaat om het gebruik van een hefschroefvliegtuig ten behoeve van spoedeisende medische hulpverlening, tot nu toe ook betrekking op dit gebruik te hebben. Op grond van de huidige jurisprudentie1 kan een Wm-vergunning voor een bepaalde activiteit slechts worden verleend, indien door deze activiteit het heersende achtergrondgeluidsniveau (referentieniveau) niet wordt overschreden. Ook moeten op grond van deze jurisprudentie kortstondig optredende maximale geluidsniveaus (Lmax) aan bepaalde eisen voldoen. In hoofdstuk 5 van de in 1998 uitgebrachte "Handreiking industrielawaai en vergunningverlening"2 (hierna te noemen: de handreiking) is hier uitvoerig op ingegaan. Het moge duidelijk zijn dat door de inzet van hefschroefvliegtuigen bij een inrichting met een Wm-vergunning het referentieniveau en het Lmax in het algemeen zullen worden overschreden. Naar aanleiding van de ramp in Volendam is de handreiking in maart 2001 aangevuld om de kennelijke onduidelijkheid met betrekking tot de inzet van hefschroefvliegtuigen weg te nemen. Met de handreiking wordt beoogd overheden in het kader van de vergunningverlening (en het stellen van nadere eisen op grond van algemene maatregelen van bestuur ex artikel 8.40 van de Wet milieubeheer) een hulpmiddel te bieden bij het voorkomen en beperken van hinder door industrielawaai. Met deze aanvulling is beoogd duidelijk te maken dat de geluidsvoorschriften geen belemmering behoeven te vormen voor de inzet van hefschroefvliegtuigen in het kader van de ongevallenbestrijding. Het is het kabinet gebleken dat de bevoegde gezagen in de Wm-vergunning voor de ziekenhuizen ieder een eigen invulling hebben gegeven aan de voorwaarden waaronder hefschroefvliegtuigen bij de ziekenhuizen kunnen worden ingezet. Dit leidt in de praktijk tot onduidelijkheid en misverstanden. Met het oog hierop heeft het kabinet besloten met een besluit te komen, waardoor de inzet van hefschroefvliegtuigen bij ziekenhuizen in het kader van spoedeisende medische hulpverlening, eenduidig wordt geregeld.

Bij de aanbieding van de aanvulling van de handreiking aan de besturen van provincies en gemeenten in maart 2001 is aangegeven, dat deze vooruitliep op een algemene maatregel van bestuur die het kabinet, ter uitvoering van de Wet milieubeheer, in procedure wilde brengen. Het onderhavige besluit strekt hiertoe. De inzet van hefschroefvliegtuigen bij ziekenhuizen dient naar het oordeel van het kabinet vanwege de bescherming van het milieu, zo beperkt mogelijk te worden gehouden. Dit betekent dat hefschroefvliegtuigen uitsluitend mogen worden ingezet bij spoedeisende medische hulpverlening, waarbij het gebruik van een hefschroefvliegtuig duidelijk is geïndiceerd. Op basis van het onderhavige besluit (artikel 3) kunnen hefschroefvliegtuigen bij ziekenhuizen, geen helitraumacentra zijnde, uitsluitend worden ingezet in het kader van spoedeisende medische hulpverlening indien bijzonder aangewezen voor: - het vervoer van patiënten, met inbegrip van apparatuur en begeleidend personeel; - het vervoer van neonaten (couveusekinderen), met inbegrip van apparatuur en begeleidend personeel; - het vervoer van organen of transplantatieteams in het kader van transplantatie. Het gebruik van het hefschroefvliegtuig ten behoeve van deze spoedeisende medische hulpverlening is niet aan een maximum aantal vliegbewegingen gebonden. Daarnaast is het verplaatsen van het hefschroefvliegtuig in verband met opleiding en training van de piloot tot ten hoogste 20 vliegbewegingen per ziekenhuis per kalenderjaar toegestaan. Op basis van het onderhavige besluit (artikel 4, eerste lid, onder a t/m d) kunnen hefschroefvliegtuigen bij de helitraumacentra uitsluitend worden ingezet ten behoeve van spoedeisende medische hulpverlening, zoals hierboven omschreven, en ten behoeve van het vervoer van mobiele medische teams, met inbegrip van apparatuur naar en van ongevallenlocaties. Het gebruik van hefschroefvliegtuigen ten behoeve van deze spoedeisende hulpverlening en het daaraan direct gerelateerd gebruik is niet aan een maximum aantal vliegbewegingen gebonden. Het onderhavige besluit maakt ook niet medisch noodzakelijk gebruik van hefschroefvliegtuigen bij de helitraumacentra mogelijk, zij het dat dit begrensd is tot maximaal 400 vliegbewegingen per locatie per kalenderjaar (artikel 4, eerste lid, onder e). Dit betreft: - de gevallen waarin het hefschroefvliegtuig, dat bij het traumacentrum is gestationeerd moet opstijgen om plaats te maken voor een ander hefschroefvliegtuig dat bijvoorbeeld een neonaat of een donororgaan aanvoert (in een dergelijk greview is het, in verband met de beperking van de milieudruk, gewenst dat het hefschroefvliegtuig zich uit de directe omgeving van het ziekenhuis verwijdert. Na vertrek van het "vreemde" hefschroefvliegtuig moet het hefschroefvliegtuig uiteraard weer bij het traumacentrum kunnen terugkeren); - het gebruik in verband met onderhoud en reparatie; - het gebruik in verband met het tanken; - het gebruik in verband met de opleiding en training van de piloot en van het mobiel medisch team.

In verband met de specifieke situatie van het Universitair Medisch Centrum St. Radboud in Nijmegen maakt het onderhavige besluit bovendien (artikel 4, tweede lid), tot maximaal 800 vliegbewegingen per kalenderjaar, de dagelijkse verplaatsing van het hefschroefvliegtuig van een andere locatie naar een standplaats bij dit traumacentrum en vice versa mogelijk. Het hefschroefvliegtuig kan bij dit traumacentrum namelijk gedurende de nachtelijke uren niet op zijn standplaats blijven, omdat geen stallingvoorziening aanwezig is. Voor de meeste ziekenhuizen zal het onderhavige besluit geen verandering brengen in de bestaande toestand van het milieu. In het algemeen zal een ziekenhuis op jaarbasis zo sporadisch worden aangevlogen door een hefschroefvliegtuig, dat de negatieve invloed op het milieu rond het ziekenhuis te verwaarlozen is. De bestaande toestand van het milieu rond de helitraumacentra zal gedurende de dagperiode niet of nauwelijks veranderen. Niet uitgesloten is dat hefschroefvliegtuigen bij de helitraumacentra, nadat de bestaande hefschroefvliegtuigen en de voorziening ten behoeve van het landen en opstijgen hiervoor geschikt zijn gemaakt, ook gedurende de avond- en nachtperiode zullen worden ingezet. Dit kan betekenen dat de bestaande toestand van het milieu rond deze helitraumacentra gedurende de avond- en nachtperiode negatief wordt beïnvloed. Deze negatieve invloed zal naar verwachting van beperkte omvang zijn. De inzet van hefschroefvliegtuigen gedurende de avond en de nacht zal immers minder snel zijn geïndiceerd, aangezien de praktijk heeft uitgewezen dat er gedurende deze perioden minder vaak ernstige ongevallen plaatsvinden, waarbij de inzet van een mobiel medisch team noodzakelijk is. Het onderhavige besluit heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor de betreffende ziekenhuizen en helitraumacentra. Onder het begrip administratieve lasten wordt in dit kader verstaan de kosten om te voldoen aan de informatieverplichting uit artikel 4 van het besluit. Het gaat om het registreren van de reden voor het gebruik van de voorziening voor het landen en opstijgen van hefschroefvliegtuigen en de tijdstippen van vertrek en aankomst. De registratie sluit aan bij de huidige praktijk en strekt ertoe om de handhaving mogelijk te maken c.q. te vereenvoudigen. Teneinde de administratieve lasten te beperken is ervan afgezien de verplichting op te nemen dat de registratiegegevens naar het bevoegde gezag moeten worden gestuurd. Er wordt vanuit gegaan dat het bevoegd gezag het logboek zal inzien in greview van klachten. Daarnaast ligt het in de rede dat toezichthoudende ambtenaren van het bevoegde gezag het logboek zullen inzien bij controle van de milieuvergunning. Indien bij een controle blijkt dat een hefschroefvliegtuig ten onrechte zou zijn ingezet, dan kan zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk worden opgetreden. Het gebruik van luchtvaartuigen, waaronder het starten en landen van hefschroefvliegtuigen, wordt in beginsel geregeld in de luchtvaartwetgeving. In het kader van de aangekondigde wijziging van de Wet luchtvaart en de daarin opgenomen regeling voor helikopterlandingsplaatsen zullen uiteraard de met het onderhavige besluit opgedane ervaringen worden betrokken en zal afstemming plaatsvinden.

Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 Voor het begrip inrichting wordt aangesloten bij de in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer in bijlage 1, onder punt 23.1 genoemde categorie van algemene, academische of categoriale ziekenhuizen. Artikel 3, aanhef, en artikel 4, aanhef De houder van de Wm-vergunning voor het betreffende ziekenhuis of helitraumacentrum is verantwoordelijk voor het juiste gebruik van het hefschroefvliegtuig. Voorzover het over de medische noodzaak van de inzet van het hefschroefvliegtuig gaat, zal deze houder zich in de regel laten adviseren door zijn medische staf. De feitelijke inzet van medisch transport per hefschroefvliegtuig wordt in de praktijk bepaald door de Centrale Post Ambulancevervoer op basis van door de houder van de Wm-vergunning geaccordeerde inzetprotocollen. Artikel 5 In het logboek dient voor elk gebruik van het hefschroefvliegtuig de reden daarvan te worden vermeld. Afgezien van toegestaan niet medisch noodzakelijk gebruik (zie artikel 3, eerste lid, onder e, artikel 4, eerste lid, onder e, en tweede lid) dient het altijd te gaan om gebruik waarvoor een dringende medische noodzaak bestaat. Artikel 6 Omdat het zesde lid van artikel 8:44 van de Wet milieubeheer voorschrijft dat een overgangsregeling moet worden getroffen voor bestaande inrichtingen en voor deze inrichtingen in casu geen strijdigheden hoeven te worden opgelost door de wijziging van de vergunning, is bepaald dat het besluit op die inrichtingen direct van toepassing is. De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

2. Artikel 8.44 Wet Milieubeheer

1. Indien dit uit een oogpunt van doelmatige regelgeving bijzonder aangewezen is, kunnen bij algemene maatregel van bestuur met betrekking tot daarbij aangewezen categorieën van inrichtingen, waarvoor het in artikel 8.1 gestelde verbod geldt, regels worden gesteld, die nodig zijn ter bescherming van het milieu. Bij de maatregel kan worden bepaald dat daarbij gestelde regels slechts gelden in daarbij aangegeven categorieën van gevallen. Artikel 8.40, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing. 
2. Ten aanzien van bij de regels te stellen voorschriften zijn de artikelen 8.11, derde lid, 8.12 tot en met 8.16 en 8.22, eerste en tweede lid, van overeenkomstige toepassing. 
3. Indien op grond van een algemene maatregel van bestuur krachtens het eerste lid gegevens moeten worden verstrekt door degene die de inrichting drijft, kunnen bij de maatregel regels over de openbare kennisgeving daarvan worden gesteld. Bij de maatregel kunnen bestuursorganen worden aangewezen, waaraan de gegevens moeten worden toegezonden. 
4. Bij een algemene maatregel van bestuur krachtens het eerste lid kan worden bepaald dat het bevoegd gezag bij het verlenen of wijzigen van de vergunning met betrekking tot daarbij aangegeven onderwerpen in de beperkingen waaronder de vergunning wordt verleend, of in de daaraan verbonden voorschriften van bij de maatregel gestelde regels kan afwijken. In dat geval wordt bij de maatregel aangegeven in hoeverre het bevoegd gezag van de regels kan afwijken. Bij de maatregel kan tevens worden bepaald dat de bevoegdheid tot afwijken slechts geldt in daarbij aangegeven categorieën van gevallen. 
5. Bij een algemene maatregel van bestuur krachtens het eerste lid kan de verplichting worden opgelegd met betrekking tot daarbij aangegeven onderwerpen te voldoen aan nadere eisen, die het bevoegd gezag kan stellen. Daarbij kan worden bepaald dat de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen slechts geldt in daarbij aangegeven categorieën van gevallen. Een nadere eis kan worden gesteld als beperking waaronder de vergunning wordt verleend of als voorschrift dat daaraan wordt verbonden. Bij de maatregel worden de categorieën van gevallen aangegeven, waarin - voor zover de nadere eis niet als zodanige beperking of voorschrift wordt gesteld - van de beschikking waarbij de nadere eis wordt gesteld, mededeling wordt gedaan door kennisgeving in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huis-bladen. 
6. Een algemene maatregel van bestuur krachtens het eerste lid bevat een overgangsregeling met betrekking tot inrichtingen die al zijn opgericht op het tijdstip waarop de maatregel in werking treedt.

 

 

home...